Tristan Lof studeert Journalistiek aan de HU.
Voor het eerst sinds lange tijd ging ik weer met de trein, op weg naar school. Het voelde vertrouwd: de herkenbare landschappen (lees: industriegebieden met af en toe een vuilnisberg), de in hun smartphones verzonken medepassagiers, de omroepstem… En de eerste en tweede klas.
Ik was het bijna vergeten, maar in de trein bestaan er nog klassen. Was dat niet iets van de negentiende eeuw, van dat kastensysteem in India waar mensen uit de laagste kaste een voor een van het dak afvallen? Een manier om het gepeupel te scheiden van de gegoede burgerij? Nee, in Nederland doen we daar ook nog aan. De eerste klas rood en ruim, de tweede grijs, krap en stinkend.
Afgelopen week stond ik dus weer bij zo’n deur. Eerst denk je dan: huh wat gek, waarom is deze coupé zo leeg? Om er vervolgens achter te komen dat er grote enen op de zijkant van de trein staan afgebeeld. Al sjokkend beweeg ik me vervolgens langs de onbezette stoelen met extra beenruimte en stopcontacten, waar hooguit twee zakenmannen met hun benen over elkaar het FD aan het lezen zijn. Misschien is de Wi-Fi hier ook wel beter? Ik zal het nooit weten. Terwijl ik voorbij loop zie je ze al denken: hier hoort hij niet, die zal vast doorlopen.
Onwillig loop ik inderdaad braaf door. In de verte zie ik door de glazen deur de plek waar mijn soort mensen thuishoort: de tweede klas. Knus is het wel, maar zie er maar een plek te bemachtigen. Dan maar op de trap.
Hoe meer ik erover nadenk, hoe gekker ik het vind worden. Vooral te bedenken dat de treinen steeds voller worden door het stijgende personeelstekort en de daarbij horende wagonbezuinigingen. Een lange trein vol trouwhartige reizigers, terwijl een vijfde van de ruimte alleen bestemd is voor de bovenklasse en nagenoeg leeg blijft? Zullen we ze afschaffen, in 2023?