In bijna twee eeuwen kan er veel veranderen, maar sommige onderwerpen worden vanzelf opnieuw actueel. Dat blijkt ook uit het boek De Utrechtse student 1945 tot nu, onder redactie van hoogleraar geschiedenis Leen Dorsman, Hylke Faber en Pieter Stolk, dat 5 april verschijnt.
In het eerste hoofdstuk over de geschiedenis van de Universiteit Utrecht valt te lezen dat ontgroeningen in de negentiende eeuw bij het USC niet onomstreden zijn. Het Corps wilde studenten niet alleen ontgroenen, maar hen ook begeleiden en voorbereiden op het volwassen bestaan en ze voorzien van een netwerk waarvan ze later in hun werkzame leven profijt konden hebben. Maar het ontgroenen werd soms als een probleem ervaren. Ook destijds al ging het er geregeld ruw aan toe en stond dit ritueel regelmatig ter discussie.
In 1839 bijvoorbeeld pleitte een Utrechtse student:
‘Schaft het groenzijn niet af, zeggen wij, maar verbetert het! Zorgt, dat geene novitii in het bijzijn van burgers en andere oningewijden op de straten of openbare plaatsen beleedigd en mishandeld worden; zorgt, dat er om of door hen geene stoornis op de collegiën voorvalle; verbiedt alle handtastelijkheden of onedele gedragingen jegens hen’.
De Utrechtse student heeft in de zeventiende en achttiende eeuw vooral een reputatie van laller, losbol, profiteur en leegloper. Maar er zijn er ook die geëngageerd zijn en aan liefdadigheid doen: wezen, weduwen, choleraslachtoffers of behoeftige kraamvrouwen, ze mochten allemaal op mededogen van studenten rekenen.
Elite
De geschiedenis van de Utrechtse student is vooral die van de universitaire student. Studeren is drie eeuwen lang alleen weggelegd voor de elite. Na 1945 verandert dat door overheidsbeleid en maatschappelijke ontwikkelingen. De maatschappij krijgt behoefte aan breed gevormde academici. Aan het begin van de jaren zeventig nemen, dankzij de studiebeurs, de studentenaantallen snel toe. De afstand tussen docent en student wordt kleiner en informeler.
Het boek, dat in acht hoofdstukken verschillende aspecten van het Utrechtse studentenleven beschrijft, is uitsluitend een universitaire aangelegenheid. Terwijl er inmiddels 40.000 studenten van de Hogeschool Utrecht in en om De Uithof rondlopen. De reden dat deze studenten niet in het boek voorkomen, is tamelijk plat: de HU wilde niet meebetalen aan het boek en zegde ook geen medewerking toe, aldus een van de auteurs, Hylke Faber. Dat is een omissie: de HU had hiermee de gelegenheid om z’n jonge geschiedenis te schrijven.
Toch is het voor iedereen interessant te lezen hoe de studentenhuishuisvesting zich na de jaren zestig ontwikkelt. Hoe na de hospita de SSH de kamermarkt overneemt en zich ontwikkelt tot een volwaardige woningbouwcorporatie, met campuscontracten en hospiteren. Met de bouw van Johanna is het aantal studenten dat in De Uithof woont gestegen tot 2500. Daarmee is De Uithof een stuk levendiger geworden. Volgens SSH-directeur Ton Jochems kan het complex concurreren met wonen in de binnenstad. Dat is wel eens anders geweest.
Of de ontwikkeling van werkstudent. Tegenwoordig kan geen student meer zonder bijbaan, maar er waren tijden dat je van een volledige beurs kon leven of je moest rijke ouders hebben.
De auteurs trekken ook de conclusie dat door de enorme toename van studenten, basisbeurs, studierendement, het onderwijs, het studeren, meer en meer onderworpen is geraakt aan regels. Het is strakker georganiseerd. Dat heeft volgens hen voor- en nadelen. De vrijheid van het studentenleven is voor deels verdwenen en er zijn redenen om dat te betreuren. Maar die vrijheid kon in het verleden ook gelijk staan aan de vrijheid om verloren te raken en geruisloos van de universiteit te verdwijnen, van een universiteit die zich niet om de individuele student leek te bekommeren. Dat is sinds 1945 duidelijk veranderd. Er wordt van alles gedaan om de student te begeleiden en te helpen de eindstreep te halen, mits die student zelf meewerkt. In die zin keert de universiteit weer terug naar de middeleeuwse wortels van de universitas magistrorum et scholarium. De auteurs geven met dit boek een mooi overzicht van een indrukwekkende geschiedenis die zo verweven is met de stad.
De Utrechtse student 1945 tot nu. Onder redactie van Leen Dorsman, Hylke Faber en Pieter Stolk. 34,50 euro