Lectoren

Lector Cindy Veenhof: ‘Fysiotherapeuten mogen zichzelf meer profileren’

Foto: Kees Rutten

In onze interviewserie met lectoren deel 16: Cindy Veenhof, lector Innovatie van beweegzorg. Een gesprek over stijgende zorgkosten, een leven lang leren en het imago van fysiotherapeuten. ‘Ze moeten meer laten zien wat hun expertise is.’

Op uw Linkedin-profiel zag ik iets opmerkelijks. U heeft eerst een universitaire studie gevolgd en daarna de hbo-opleiding fysiotherapie. Verkeerde volgorde?
‘Bij bewegingswetenschappen leerde ik veel onderzoeksvaardigheden en methodologie. Bij een onderzoek naar kinderen met cerebrale parese merkte ik dat ik die kinderen bij wijze van spreken niet op straat zou herkennen. Dat vond ik echt zó stom! Een praktischer vervolg lag voor de hand. En omdat ik me op revalidatie toe wilde leggen, moest ik ook kennis hebben over aandoeningen en zorgverlening. Daarom koos ik voor fysiotherapie en heb ik ook een tijdje in de zorg gewerkt. Wel met het idee om uiteindelijk het onderzoek te doen wat ik nu doe.’

Nu bent u lector én hoogleraar. Hoe houdt u binding met de praktijk?
‘Op allerlei manieren. Zo hebben we een academische werkplaats fysiotherapie in Leidsche Rijn. Daar kunnen we interventies en innovaties toetsen in de praktijk, vragen stellen en onderzoeksvragen ophalen. En in het UMC Utrecht werk ik op de afdeling revalidatie, Fysiotherapiewetenschap en sport samen met de zorgverleners op één afdeling. De lijntjes zijn heel kort. Daarnaast werken we bijna in alle projecten samen met professionals, vooral eerstelijns fysiotherapeuten. In het nieuwe project Fysio Future Lab denken 25 fysiotherapeuten mee over hoe technologie beter bij de praktijk kan passen. Zo zijn er een paar keer per jaar sessies waarbij ontwikkelaars en therapeuten elkaar voeden.’

Welke innovatie is positief bevonden?
‘Vernieuwingen die het beste werken zijn de laagdrempelige, zoals accelerometers. Er komen veel mensen bij fysiotherapeuten (als de lector het over fysiotherapeuten heeft, bedoelt ze ook oefentherapeuten, red.) die, ondanks hun aandoening/klachten, meer moeten bewegen. Zij kunnen dan zo’n apparaatje dragen. De meter registreert hun beweeggedrag en geeft meer inzicht hoe ze dit kunnen verbeteren. Eerstelijnsfysiotherapeuten zijn het meest enthousiast over innovaties die weinig kosten én toepasbaar zijn bij veel patiënten.’

Ontwikkelt u zelf ook innovaties?
‘Ja, we hebben bijvoorbeeld een interventie ontwikkeld voor mensen met artrose, e-Exercise. Deze blended fysiotherapie is een combinatie van face-to-face fysiotherapie en een app. Daarbij komen de mensen minder vaak naar de fysio dan voorheen, omdat ze met de app zelf thuis aan de slag kunnen. Op die app krijgen ze veel informatie over de aandoening en hoe ze ermee om kunnen gaan, oefeningen en een stappenplan, zodat ze in de loop van de tijd steeds meer gaan bewegen. Naar die manier van werken hebben we uitgebreid onderzoek gedaan. We zagen dat mensen vijf keer bij een fysio kwamen, in plaats van twaalf keer. Patiënten waren enthousiast, zagen dat ze thuis zelf meer konden dan ze dachten. Sommige therapeuten vonden het ingewikkeld, omdat het een nieuwe werkwijze is, maar ook omdat minder behandelingen minder geld oplevert. In mijn ogen kunnen therapeuten er een business-model in zien: dat ze op deze manier ook mensen met weinig geld kunnen bereiken.’

Hoe helpt u de fysio’s op weg?
‘We denken mee over mogelijke business-modellen of andere financieringsmodellen. We starten bijvoorbeeld met verzekeraar VGZ en het Reumafonds een pilot voor een andere financieringsvorm. Een aantal fysiotherapiepraktijken krijgt dan niet meer per zitting betaald, maar een vast bedrag per patiënt met artrose, we noemen dit productfinanciering. We bekijken de komende twee jaar hoe dat werkt en of e-Exercise dan meer wordt ingezet.’

Zo rolt u van het ene onderzoek in het andere. Ik zag een waslijst op uw persoonlijke site. Hoe houdt u het overzicht met ook nog een dubbelfunctie?
‘Ik heb twee functies, maar we zijn één onderzoeksgroep, met veel enthousiaste onderzoekers, docenten en fysiotherapeuten. Ik heb heel erg geïnvesteerd in het zoeken naar de juiste mensen. De senioren vind ik echt de spil van ons team. Die hebben ieder een eigen speerpunt. Ontzettend goede mensen. Zij zijn de basis van ons succes.’

Betrekt u ook studenten bij uw onderzoek?
‘Zeker, zo veel mogelijk. Het wisselt erg op wat voor manier, want we hebben meerdere soorten studenten. Universitair, hbo, zowel master als bachelor. We proberen langdurige onderzoekslijnen te creëren waarbij ze allemaal kunnen instromen met eigen deelprojecten op hun eigen niveau, waarbij de ene student soms ook andere studenten kan begeleiden.’

Bijvoorbeeld?
‘Een nieuw wijkproject voor kwetsbare ouderen. Eerstejaars van de bachelor Fysiotherapie gaan de wijk in om de fysieke zelfredzaamheid van mensen te meten. Zij werden gekoppeld aan masterstudenten die over het algemeen ouder en meer ervaren zijn. Het project is best een uitdaging, want de bachelor studenten zijn erg jong en hebben nog niet veel ervaring. We moesten ze bijvoorbeeld sturen op gedragsregels. Hoe ga je netjes om met ouderen en hoe spreek je ze aan? Maar over het algemeen ging het meten in de wijk heel erg goed en is het super leuk dat eerstejaars studenten al ervaring op kunnen doen.’

Als u naar uw eigen loopbaan kijkt, wat zou u studenten dan adviseren?
‘Je hoeft niet direct door te studeren na je hbo-opleiding. Het kan geen kwaad om eerst eens te werken en ervaring op te doen. Wel ben ik een grote voorstander van een leven lang leren. Dus je moet blijven nadenken over hoe je jezelf kunt ontwikkelen. Verder vind ik het belangrijk dat studenten leren voor uit te kijken. Hoe ontwikkelt de fysiotherapie zich in de toekomst? En wat kun je nu zelf doen om daar klaar voor te zijn? Het is belangrijk dat er studenten opstaan die het imago rond en de kwaliteit van onze beroepsgroep willen verbeteren, want de verhalen over fysiotherapeuten zijn nog te wisselend.’

Hoe kan dat?
‘Er zijn nog patiënten en zorgverleners die denken dat een fysiotherapeut alleen maar masseert. Voor de buitenwacht is ook onvoldoende duidelijk wat exact de expertise van fysiotherapeuten is en wanneer zij dus van meerwaarde kunnen zijn. Samen met het lectoraat Marketing, marktonderzoek en innovatie doen we onderzoek naar de profilering van fysio’s in de wijk. Het is voor fysiotherapeuten noodzakelijker geworden te laten zien wat hun expertise is. Er zijn enorm veel ‘beweegaanbieders’. Een diëtist geeft beweegadvies, buurtsportcoaches proberen mensen in beweging te krijgen en fitnessaanbieders zeggen ook iets te kunnen betekenen voor mensen met een aandoening. Als je als fysiotherapeut dan de nadruk legt op alleen bewegen, verdwijn je in het grote totaalaanbod. Je zult dus moeten aantonen dat je expert bent in het houdings- en bewegingsapparaat en mensen die klachten hebben of een chronische aandoening goede zorg kunt verlenen, zodat zij van hun klachten afkomen of met hun aandoening fysiek actiever worden.’

Cindy Veenhof denkt na over toekomstscenario’s en vraagt studenten dat ook te doen. Fysio’s moeten bewust zijn van veranderingen in het zorglandschap zonder de behoeften van de individuele patiënten uit het oog te verliezen. Zo moeten ze een plek vinden in een wereld waarin zorg goedkoper moet worden, ziekenhuizen vragen om meer specialistische fysiotherapeuten in de eerste lijn en zorgverlening verplaatst naar de wijken. De lector vindt dat de beroepsgroep moet beseffen dat zij ook een rol heeft in het omlaag brengen van de zorgkosten. Dankzij nieuwe technologie kunnen patiënten steeds meer zelf thuis doen. Met een fysio als expert en begeleider. Vernieuwing en het duidelijk uitdragen van eigen expertise zijn volgens haar nodig om ervoor te zorgen dat de beroepsgroep over tien jaar nog bestaat.

Is de naam fysiotherapeut wellicht aan vervanging toe?
‘Daar is wel eens discussie over geweest: is dit nog wel het goede woord? Maar ik denk niet dat het snel gaat veranderen, omdat het internationaal allemaal erg op elkaar lijkt. Zelf vind ik het geen verkeerd woord, omdat therapeut zorg impliceert en dat blijft toch de basis van onze beroepsgroep.’ 


Over Cindy Veenhof

Cindy Veenhof is sinds 2016 lector van het lectoraat Innovatie van Beweegzorg. Daarnaast heeft ze sinds 2014 een leerstoel in het UMC Utrecht bij Klinische Gezondheidswetenschappen – in het bijzonder Fysiotherapiewetenschap binnen de afdeling Revalidatie, Fysiotherapiewetenschap en sport. Ook leidt ze het masterprogramma Fysiotherapiewetenschap.

Binnen het lectoraat is Veenhof de verbindende factor tussen de drie onderzoekslijnen Fysieke zelfredzaamheid rond ziekenhuisopnamen, Technologie in de beweegzorg en Innovaties in de organisatie van beweegzorg. Ze wil met het lectoraat een belangrijke bijdrage leveren aan de innovatie van de beroepspraktijk van beweegzorg en deze versterken met de kennis van praktijkgericht onderzoek.