In onze interviewserie met lectoren deel 14: Rob Heerdink is universitair docent en lector. Bij de HU onderzoekt hij de sociale aspecten van medicijngebruik. Veel patiënten knikken ja tegen de dokter, maar nemen vervolgens hun pillen niet of verkeerd in. ‘Mensen gebruiken jarenlang middelen, zonder dat er iemand vraagt: Gaat het wel goed?’
Een naam intoetsen in Google News kan verrassende resultaten geven. Zoek op ‘Rob Heerdink’ en je ziet geen wetenschappelijke artikelen, maar muurschilderingen. De lector blijkt de man achter de versieringen op de witte muur aan de Adelaarstraat in Utrecht. De zijmuur van zijn huis werd vol gekliederd, schoonhouden was geen doen. Daarop besloot Heerdink zelf de kwast ter hand te nemen en aan te sluiten bij de actualiteit. Bij het overlijden van Dick Bruna zagen passanten een huilende Nijntje, tijdens de Olympische Spelen de bekende ringen. Momenteel staat er nog een tekst van Johan Cruijff: ‘Alleen kun je niks, je moet het samen doen.’ En laat die regel nou net de titel zijn van de recente openbare les van de lector.
Is er een overeenkomst tussen
uw muurschilderingen en uw werk als lector?
‘Deels wel. Het was grappig dat ik met de
schilderingen contact legde met allerlei mensen. Mensen stopten, spraken mij
aan, belden zelfs aan. En dat contact met de buitenwereld, probeer ik als
lector natuurlijk ook te leggen. Je probeert zichtbaar te zijn en dan
verbindingen aan te gaan. Tussen hogeschool en universiteit, maar ook tussen
hogeschool en stad en werkveld.’
Maak je als bewoner makkelijker contact dan als lector?
‘Het is anders. Als lector probeer je vooral contact te leggen op inhoud en probeer je gevonden te worden vanwege de dingen die je doet.’
Wat voor contact legt u als lector?
‘Bijvoorbeeld met andere lectoren en dat gaat in de vrij nieuwe kenniscentra erg gemakkelijk. Zo overlegde ik vanmorgen nog met Nienke Bleijenberg over mogelijk nieuwe gezamenlijke projecten. De lijntjes zijn heel kort en dat is een groot verschil met de universiteit. Daar zijn veel schotten. Als ik bij de universiteit een link wil leggen met iemand bij biologie of geneeskunde, dan is dat niet zo gemakkelijk. Het onderzoek is groter dan hier, samen iets oppakken is ingewikkelder.’
Wat doet u samen met Nienke Bleijenberg, lector Proactieve Ouderenzorg?
‘Een project om medicatie-reviews eenvoudiger te maken. Tenminste één keer per jaar kijken apothekers en huisartsen bij mensen boven de zestig of hun medicatie nog wel klopt. Past de dosering nog bij hun persoonlijke situatie? Apothekers bereiden de reviews voor, door uit allerlei systemen informatie te verzamelen. Maar dat is nogal een werk en georganiseer. Daarom hebben we met een aantal ICT’ers van het UMCU een systeem bedacht waarbij alle informatie al voorafgaand aan de review wordt opgehaald. Dan hoeft een apotheker bijvoorbeeld niet meer handmatig te zoeken naar alle patiënten die in aanmerking komen. En met één druk op de knop is alle voor-informatie beschikbaar. Hierdoor krijgen huisartsen, apothekers en wijkverpleegkundigen meer tijd voor patiëntenzorg. We testen het systeem in september in Gezondheidscentrum Leidsche Rijn. Als dat goed bevalt, rollen we het verder uit.’
U doet geen onderzoek naar de kwaliteit van medicijnen. Waarom niet?
‘Omdat ik onafhankelijk wil blijven, maar ook om een andere reden. Hoe meer ik onderzoek deed, hoe meer ik opmerkte dat farmacie veel meer is dan toediening van een geneesmiddel met effecten of bijwerkingen. Nemen mensen geneesmiddelen überhaupt in? Zijn de middelen altijd wel beschikbaar? En hoe zit het met de informatieverstrekking tussen zorgverleners en de patiënt en tussen zorgverleners onderling? Die vraagstukken zijn minstens zo belangrijk als de werking van een medicijn. Ik verdiepte me in therapietrouw, de mate waarin je je als patiënt houdt aan de afspraken die je met je zorgverlener hebt gemaakt. Bij afspraken over medicijngebruik kan het op veel momenten misgaan. De helft van de patiënten neemt een geneesmiddel op de één of andere manier niet goed in. Beginnen er sowieso niet aan, nemen niet de juiste dosering of houden het niet vol. Dan kun je als farmaceut en zorgverlener wel zeggen dat je een nieuwe cholesterolverlager hebt die tien procent beter werkt dan de oude; maar als vervolgens de helft van de patiënten deze niet inneemt, dan maakt die tien procent ook niet meer uit. Hier valt veel winst te behalen.’
Met wat voor onderzoek draagt u hieraan bij?
‘We hebben net een project binnengehaald om therapietrouw te verbeteren in acht proeftuinen in Nederland. Dat kunnen samenwerkingsverbanden zijn tussen apothekers en huisartsen, thuiszorgorganisaties of ziekenhuizen. Die gaan we helpen. Stel, zo’n proeftuin heeft een oudere doelgroep die meerdere geneesmiddelen gebruikt en die thuis woont. Mensen moeten zelf ’s morgens twee pilletjes innemen, drie ’s middags en ‘s avonds nog één. Dan gaat er wel eens iets mis. Dan kunnen we helpen om patiënten medicijn-dispensers aan te bieden of thuiszorgmedewerkers op te leiden voor de begeleiding van die patiënten. En als een proeftuin wil dat mensen medicijngebruik volhouden, dan kun je ze wellicht oproepen om langs te komen voor een gesprek of mensen opbellen om het erover te hebben. Het is nu heel vaak zo dat je bij langdurige medicatie telkens een herhaalrecept krijgt, zonder dat er iemand vraagt: gaat het wel goed?’
Heerdink wil problemen met medicatiegebruik voor zijn. De tendens en wens van de overheid is dat mensen langer en het liefst zelfstandig thuis voor zichzelf zorgen. Maar de begeleiding wordt steeds ingewikkelder. Mensen hebben complexere aandoeningen en gebruiken meerdere verschillende medicijnen. En dan zijn er nog een boel mensen die niet goed kunnen lezen en schrijven of ingewikkelde informatie niet kunnen verwerken en begrijpen. Met toegepast onderzoek verbetert Heerdink daarom de communicatie van allerlei verschillende partijen waar patiënten mee te maken hebben, zoals stadsapotheken, ziekenhuisapotheken, thuiszorgorganisaties, mantelzorgers en huisartsen. Bijvoorbeeld met de ontwikkeling van videofilmpjes als bijsluiter ter vervanging van de briefjes met ingewikkelde teksten in kleine letters.
U doet toegepast onderzoek met maatschappelijke impact. Is dat de reden dat u met één been op de universiteit bent gebleven, maar met het andere naar de HU bent gestapt?
‘Ja. Op de bètafaculteit van de universiteit zijn wij met het meeste toegepast onderzoek toch een beetje de vreemde eend in de bijt. We worden ook niet afgerekend op praktijkgericht werk, terwijl ik daarvoor juist farmacie ben gaan studeren. Niet om theoretisch onderzoek te doen, maar om de zorg te verbeteren. Nu is de situatie ideaal: in het therapietrouwproject kunnen we de theoretische en praktijkgerichte kennis perfect combineren.’
In hoeverre betrekt u studenten bij uw projecten?
‘We hebben continu tien of twaalf studenten die ergens mee bezig zijn. Van Farmakunde, maar ook van andere zorgopleidingen als Verpleegkunde. Het mooiste voorbeeld vind ik het medicatiemaatjesproject, waarbij studenten op bezoek gaan bij zelfstandig wonende ouderen. Deels is het gezellig langskomen, een gesprekje voeren en een kopje thee drinken. Maar de studenten helpen ook bij het medicijngebruik. Studenten leren over informatieverstrekking en zien wat er achter de voordeur met medicijngebruik gebeurt.’
Over Rob Heerdink
Dr. Rob Heerdink is sinds maart 2017 lector Innovatie van Zorgprocessen in de Farmacie. Daarnaast is hij universitair hoofddocent Klinische Farmaco-epidemiologie bij de disciplinegroep Farmaco-epidemiologie & Klinische Farmacologie van de Universiteit Utrecht. Sinds zijn promotie in 1995 heeft hij onderzoek gedaan naar de effecten van geneesmiddelengebruik bij groepen patiënten waarover weinig bekend is uit pre-registratie onderzoek, zoals kinderen, ouderen, mensen met een verstandelijke beperking en mensen met meervoudige psychiatrische aandoeningen. Als lector houdt hij zich in het bijzonder bezig met de onderzoekslijnen therapietrouw, communicatie en zelfredzaamheid van kwetsbare patiënten en interprofessionele samenwerking in de farmaceutische zorg.