Nu de faculteiten per 1 februari 2017 zijn opgeheven, gaan vier kenniscentra van de HU door als zelfstandige eenheden. Harm Drost, voorheen faculteitsdirecteur, bereidde deze stappen voor als kwartiermaker. ‘De herinrichting van de kenniscentra is een belangrijke stap voorwaarts.’
De HU beleefde eerder deze maand een opsteker met de verkiezing van Nadja Jungmann tot Lector van het Jaar. Het is de kroon op het werk van Jungmann, lector Schulden en Incasso. Maar ook de bekroning op de inspanningen van de HU, die als pionier vooropliep met de introductie van lectoren in het hbo.
Heeft de toekenning van Lector van het Jaar aan Nadja Jungmann effect op het werk van lectoren?
Drost: ‘Lectoren zijn vaandeldragers geworden op een bepaald terrein. Zij worden gezien als de deskundigen en vervullen steeds vaker een bijdrage in het oplossen van maatschappelijke problemen. Nadja werkt twee dagen als lector en is daarnaast maatschappelijk actief. Zij legt die verbinding tussen theorie en praktijk en je ziet dat zo’n thema als bestrijding van armoede alle aandacht krijgt. Haar verkiezing tot Lector van het Jaar vergroot de zichtbaarheid van lectoren naar studenten en medewerkers. Het toont aan hoe de HU een wezenlijke bijdrage levert aan het oplossen van maatschappelijke problemen en aan verbetering van ons onderwijs en de beroepspraktijk.’
Oudgediende
Harm Drost is wat je noemt een oudgediende aan de HU. Hij was zo’n dertig jaar directeur van de voormalige Faculteit Gezondheidszorg en voorlopers. In de aanloop van de afschaffing van de faculteiten fungeerde hij de laatste jaren tevens als waarnemend directeur van twee andere faculteiten. Als kwartiermaker is Drost verantwoordelijk voor de herinrichting van de kenniscentra van de hogeschool. Hij heeft met alle lectoren gesproken om te horen wat hun wensen zijn.
Omdat de kenniscentra niet meer onder de hoede van de faculteiten vallen, zijn ze opgetuigd tot zelfstandige eenheden. Met een eigen directeur, begroting en straks waarschijnlijk ook een medezeggenschapsorgaan. De zes bestaande centra, die zo’n 35 lectoraten herbergen (met 47 lectoren), zijn teruggebracht tot vier eenheden. Te weten: Leren en innoveren, Gezond en duurzaam leven, Sociale innovatie en Economisch sterke en creatieve stad.
Waarom vier kenniscentra?
‘Het college van bestuur heeft een analyse laten maken over het functioneren met zes kenniscentra. Daaruit bleek dat sommige te weinig focussen op een thema en anderen te klein waren om goede resultaten te kunnen boeken. Ook zouden de lectoren meer moeten samenwerken.’
De HU heeft een nieuw profiel: Kwaliteit van samenleven in de stedelijke omgeving. Heeft dit ook te maken met de verkleining van het aantal kenniscentra en de reshuffling van lectoraten?
‘Ja. We zoeken naar verbindingen van lectoraten die het profiel van de hogeschool ondersteunen. En dat willen we combineren met de dingen die we al goed doen.’
Wat opvalt is dat het kenniscentrum Economisch sterke en creatieve stad meerdere domeinen herbergt. Het is een bundeling van lectoraten uit de economische, technische (ict) en de communicatieve/journalistieke hoek. Het centrum Sociale Innovatie is goeddeels hetzelfde (inclusief de naam); het lectoraat Dovenstudies – eerder onderdeel van het Kenniscentrum Educatie – koos ervoor deel uit te maken van Sociale Innovatie.
Bij het kenniscentrum Gezond en duurzaam leven vinden gezondheidszorg en meerdere technische richtingen (chemie en gebouwde omgeving) elkaar. Terwijl bij Leren en innoveren de educatieve en technische richting (Digital Smart Services) aan elkaar zijn gekoppeld.
Wie worden de directeuren van de kenniscentra?
‘Binnenkort worden alle vier de namen bekend, op dit moment kan ik er twee noemen. Lia van Doorn wordt directeur van het kenniscentrum Sociale Innovatie; zij blijft daarnaast lector Innovatieve Maatschappelijke Dienstverlening. En Gerrita van der Veen krijgt naast haar lectorschap Marketing, Market Research & Innovatie de leiding over Economisch sterke en creatieve stad. De andere twee directeuren maken we binnenkort bekend.’
Heeft deze bundeling gevolgen voor de huisvesting? Met andere woorden: gaan kenniscentra of lectoraten verhuizen?
‘Daar moeten we nog goed over nadenken. Ik vind het vooral belangrijk dat lectoraten en lectoren dicht bij het onderwijs zitten.’
In de discussie binnen de Hogeschoolraad vroegen sommigen zich af hoe zelfstandige kenniscentra verbinding behouden met opleidingen en onderwijs. Het gevaar bestaat dat het eilandjes worden. Is dat reëel?
‘Ik zie dat zelf niet als een groot gevaar omdat de meeste lectoraten al behoorlijk gelinkt zijn aan instituten en onderwijs. Bij de een is dat meer dan bij de ander. Lectoren hebben ook behoefte om horizontale verbindingen te maken. Bovendien kunnen binnen faculteiten en zelfs binnen instituten ook eilandjes ontstaan. Het blijft een punt om aandacht aan te besteden. Maar de beweging die we maken, gaat meer in de richting van het onderwijs dan dat het daarvan afglijdt.’
De inkomsten van de kenniscentra lopen achter bij de verwachtingen staat onder meer in de HU-begroting 2017. De lectoraten moeten dus meer geld van buiten binnenhalen.
‘De opdracht aan de lectoraten is om meer geld van buiten de HU te genereren, dat kan uit onderzoek voor derden of uit subsidies komen. De hogeschool kan niet veel meer geld aan lectoraten uitgeven omdat dit anders van het onderwijs afgehaald moet worden.’
Nieuwe lectoraten mogen in 2017 alleen opgestart worden als er honderd procent externe financiering is, staat in een presentatie over de nieuwe Kenniscentra.
‘Inderdaad. Maar ik interpreteer het zo: er kunnen wel lectoraten starten als er veel behoefte aan is in de samenleving en het perspectief bestaat dat het selfsupportend wordt. Maar ik geloof dat het college van bestuur daar strenger in is.’
‘Een voorbeeld. Mensen van het Instituut Verpleegkundige Studies zijn al langer in gesprek met het UMC Utrecht om een lectoraat te beginnen op het gebied van oncologische zorg. Ik kan me voorstellen dat de HU voorfinanciert bij zo’n belangrijk thema.’
Wat ga je doen nu de nieuwe kenniscentra van start zijn?
‘Het proces van herinrichting is nog niet afgerond. Ik blijf voorlopig kwartiermaker. De gesprekken met alle lectoren heb ik als zeer stimulerend ervaren. Ik zie mogelijkheden voor de hogeschool om een grote bijdrage te leveren aan de kwaliteit van leven in Utrecht. De herinrichting van de kenniscentra is een belangrijke stap voorwaarts.’