In onze serie (on)bekende gezichten aan de HU: Marco van Stralen (58), is twintig jaar werkzaam bij de HU als docent Social Work. Hij praat met Trajectum over ouder worden aan de HU, over eigen verantwoordelijkheid versus de gezamenlijke werksfeer – en over zijn studenten.
Hoe kwam je bij de HU terecht?
‘Ik werkte in Hilversum als opbouwwerker en hielp buurtbewoners als ze bijvoorbeeld een speeltuin wilden of juist iets wilden tegenhouden, zoals een straat met eenrichtingsverkeer, buslijn, stoplicht of wat dan ook. Soms gaf dat ethische dilemma’s. Ik herinner me een drugsverslaafde die moeders met jonge kinderen lastig viel, iedereen wilde hem de wijk uit hebben. Toen ging ik in gesprek met de gemeente, politie, ouders en is hij uiteindelijk elders gaan wonen. Waar hij waarschijnlijk opnieuw voor problemen is gaan zorgen. Maar goed, ik had ooit de Pedagogische Academie gedaan en vond lesgeven leuk. Vanuit mijn werk als opbouwwerker ben ik toen steeds nauwer bij de HU betrokken geraakt en nu werk ik er voltijds.’
Hoe vind je het werken bij de HU?
‘Als ik initiatief toon, wordt dat hier beloond. Ik Ik heb een master Begeleidingskunde kunnen doen en heb een project in Hilversum opgezet waarbij we het ‘leerteamleren’ konden onderzoeken. Ik merk wel dat de HU een fusieorganisatie is: samenwerken tussen de instituten gaat moeizaam. In 2017 wilde ik samenwerken met de opleiding Journalistiek, maar de toenmalige directeur zag zoveel beren op de weg dat ik me liet ontmoedigen. Als het college van bestuur het echt zo belangrijk vindt, moet ze daar harder aan trekken. Ontschotting in de praktijk is een groot probleem; je moet elkaars overwegingen kennen.’
Wat doe je als je niet werkt?
‘Mijn vader kwam uit de Randstad en werkte bij Phillips, mijn moeder kwam uit Limburg en werkte bij Albert Heijn. Ik heb het ondernemende van hem en het bourgondische van haar. Ik hoor mijn Limburgse oom nóg tegen zijn zoon zeggen, over mij: “Kijk, dat is nou die Hollander, hij kan het wel, maar jou lukt dat niet.” Je zou het het ‘calimero-gevoel uit het zuiden’ kunnen noemen.
In 2017 ben ik getrouwd met een Argentijnse die ik Zuid-Amerika had leren kennen tijdens mijn project in een sloppenwijk. We hebben helaas geen kinderen en voor mijn vrouw is dat verdrietiger dan voor mij, omdat ik voor mijn gevoel voor veel jongeren een soort vaderfiguur heb kunnen zijn. Ik ben betrokken bij mijn studenten en ze maken grapjes over dat ik zoveel fluit. Ik kan ze ook confronteren en uitdagen, soms misschien iets te veel. Dan vraag ik ze bijvoorbeeld waarom ze er niet waren tijdens het college, want je maakt het onderwijs met elkaar en wegblijven is doodzonde. Laatst mailde een jongen me: “Het feit dat u mijn naam kende en vroeg waar ik bleef, was voor mij een stimulans om mijn studie voort te zetten.”’
Je wilde wat zeggen over het ouderenbeleid?
‘Ik heb het hele weekend nagedacht over dit interview en vind het lastig om de kwestie genuanceerd te verwoorden. Kijk: binnen acht jaar zal dertig procent van de medewerkers hier verdwijnen, omdat ze de pensioengerechtigde leeftijd naderen. De groep die daar net onder zit, zo rond de vijftig jaar, is aanzienlijk en die moet nog langer door. Daar moeten we bij stil staan. Ik ben zelf drie jaar geleden plotseling zo goed als doof geworden en dat was behoorlijk omschakelen. Lesgeven, vergaderen, op het instituutsplein vertoeven, het werd allemaal lastiger. Ik moet me enorm inspannen om mensen te verstaan en die buizen met airco erin geven een geluid wat voor mij precies alles onverstaanbaar maakt. Mijn leidinggevende heeft goed meegedacht, ik heb zelf veel initiatief getoond en door een speciale arboruimte en een goed gehoorapparaat kon ik mijn werk blijven doen.’
Wat is het probleem?
‘Ik worstel met de eigen verantwoordelijkheid enerzijds en de werksfeer die we samen creëren anderzijds. Helaas heb ik collega’s met pijn in het hart zien weggaan, die bij hun afscheid nog hun punt wilden maken. Dan vroeg ik me af: hebben we voldoende naar die mening geluisterd afgelopen jaar? Moeten we ons beter realiseren wat we verliezen als de oudere generatie vertrekt? Deze organisatie gaat terecht voor jeugd, maar daardoor zouden mensen van boven de vijftig het gevoel kunnen krijgen ze niet meer meetellen. Volgens mij is dit een blijvend aandachtspunt. Maar ze hebben een grote meerwaarde; ze kunnen relativeren, hebben ervaring en veel kennis.
Ik pleit ervoor dat werkgevers laten zien dat ze in hun oudere werknemers willen investeren en ze de vraag stellen: “Goh, dit worden je laatste jaren hier, hoe zou je ze het liefst willen invullen?” Maar nog belangrijker is dat we gebruik maken van elkaars leeftijd. Een oudere collega sprak me laatst aan op mijn losse manier van lesgeven. Ze had gelijk: haar manier om studenten op de voet te volgen met een ambachtelijk werkplan is uitstekend.
De HU is een fantastische komeet van kennis; het gaat maar door, digitalisering, onderwijsvernieuwing, de docent als coach, studentverantwoordelijkheid, sociale media, nieuwe software, noem maar op. Er worden ook steeds jonge managers aangenomen, van rond de dertig. Dat vind ik verfrissend, maar de afgelopen vier jaar kregen we vier keer een nieuwe. Ze raakten opgebrand of stoomden door. Dan denk ik: zet daar iemand naast, als coach, met meer ervaring en kennis van zaken.’
Wat vind je het allerleukst?
‘De gesprekken met mijn studenten vind ik het interessantst. Studenten die het doorgaans gemakkelijker hebben, krijgen relatief veel lof, doordat ze bijvoorbeeld hoge cijfers halen en extra functies vervullen. Maar je hebt ook studenten die alles zelf moeten bekostigen of mantelzorger zijn, je moest eens weten hoeveel dat er zijn. Die krijgen geen sterren, worden geen honoursstudent van het jaar, maar verdienen misschien wel de hoogste onderscheiding.
Door het leerteamleren zie ik mijn studenten functioneren in de beroepspraktijk. Op locatie kan ik inschatten hoe goed ze zich gedragen als hulpverlener, wat er aan ons curriculum ontbreekt en hoe onmogelijk mijn opdracht eigenlijk is, haha. Ik hou van reizen, Ajax, documentaires en stedentrips, maar ik ben nog lang niet uitgeleerd op de HU en blijf in ieder geval tot mijn zeventigste.’