Er komen in het hoger onderwijs vierduizend docenten bij, plus honderden docent-onderzoekers, lectoren en lesgevende promovendi. Dat staat in de plannen die minister Bussemaker vandaag presenteert.
In haar strategische agenda voor de komende tien jaar verdeelt minister Bussemaker van Onderwijs de miljoenen euro’s die vrijkomen nu de basisbeurs verdwijnt. Het meeste geld moet naar docenten en docent-onderzoekers. Wat overblijft is bestemd voor onderwijsvernieuwing, talentprogramma’s en digitalisering.
De belangrijkste punten op een rij:
1. Duizenden extra mensen
Om het onderwijs kleinschaliger te maken, wil de minister dat hogescholen en universiteiten gezamenlijk bijna vierduizend extra docenten aannemen: 2.500 in het hbo, 1.400 in het wetenschappelijk onderwijs. Daarnaast komen er meer docent-onderzoekers en honderden extra lectoren (580 voltijdsbanen). Bussemaker wil zestig procent van al het geld dat de basisbeurs opbrengt hieraan uitgeven. Uiteindelijk moet het onderwijs intensiever en uitdagender worden, en op zowel hogescholen als universiteiten moeten onderwijs en onderzoek meer met elkaar verweven raken.
2. Meer status voor onderwijs
Het moet makkelijker worden voor goede docenten om carrière te maken. Daarom zouden er op de universiteiten meer ‘onderwijshoogleraren’ en topdocenten moeten komen die wat minder onderzoek doen. Bussemaker stelt bovendien twintig miljoen euro beschikbaar voor ‘Comenius-beurzen’, die bedoeld zijn om onderwijsvernieuwingen te financieren.
3. Alles moet online
'Mijn ambitie is dat in 2025 alle docenten hun onderwijsmateriaal open beschikbaar stellen', aldus de minister. Ze overweegt om een online platform te maken waarop iedereen zijn lesmateriaal kan zetten. Verder wil Bussemaker dat instellingen elkaars online colleges gaan erkennen. Studenten van de Rijksuniversiteit Groningen bijvoorbeeld, kunnen nu al studiepunten krijgen voor massive open online courses van de Universiteit Leiden.
4. Grens tussen hbo en wo vervaagt
Hogescholen en universiteiten moeten meer gaan samenwerken, vindt de minister. 'Waarom zouden bijvoorbeeld wo-studenten niet ook programma’s kunnen doen bij kunsthogescholen, of vice versa? Of waarom zouden sportopleidingen in het hbo niet kunnen profiteren van de geneeskundeopleidingen in het wo?', vraagt ze zich af.
5. Veel meer hbo-masters
Hogescholen mogen straks veel meer masteropleidingen gaan aanbieden. Nu heeft de minister van Onderwijs nog een aantal sectoren aangewezen waarbinnen dat mag, zoals kunst, onderwijs en zorg. Die regel verdwijnt. De minister hoopt dat het hbo hierdoor ook weer aantrekkelijker wordt voor vwo’ers.
6. Associate degree op eigen benen
De tweejarige ad-opleidingen van hogescholen mogen straks op eigen benen staan. Nu zijn de opleidingen nog gekoppeld aan een hbo-bacheloropleiding, maar die eis laat de minister los. Ze hoopt dat meer studenten voor de tweejarige opleidingen kiezen en dat meer hogescholen die willen aanbieden.
Tot slot: wie gaat dat betalen?
Van al het geld dat het afschaffen van de basisbeurs oplevert gaat negentig procent regelrecht naar hogescholen en universiteiten, 'om hen ruimte te geven voor een eigen integrale aanpak'. Tien procent houdt de minister zelf in de portemonnee om te verdelen via bijvoorbeeld de Comenius-beurzen of andere subsidies. Instellingen moeten zich met nog te sluiten ‘kwaliteitsafspraken’ gaan verantwoorden over de besteding van het extra geld dat ze de komende jaren dankzij het leenstelsel krijgen.