Marilène Vis (19) studeert Journalistiek aan de HU.
Al zo lang ik me kan herinneren heb ik tattoos gewild. Het begon bij een felgekleurde papagaai die ik over mijn hele rug wilde (ja, je mag lachen), daarna een fineline van een papieren vliegtuigje (waarom?) op mijn arm en daarna wilde ik een vlinder (die inmiddels iedereen heeft) op mijn ribben. We kunnen dus wel concluderen dat mijn smaak behoorlijk veranderd is over tijd. Inmiddels dank ik God op mijn blote knieën dat tattooshops geen gevogelte op de rug van een veertienjarige zetten.
Maar goed, mijn wens voor een tattoo verdween nooit helemaal en afgelopen oktober was het dan zover; mijn eerste tattoo! Ik koos voor een veilig design: de naam van mijn oudtante in haar eigen handschrift. Slimme zet, want vanwege de sentimentele waarde durft niemand het toe te geven als ‘ie hem niet mooi vindt. Fijn voor mij, want dan blijft mijn ego ook een beetje intact.
Je hoort vaak dat nadat je je eerste tatoeage gezet hebt, het hek van de dam is en je er meer wilt. Dat klopt, want binnen no-time had ik al een idee voor de tweede: een klein hartje op mijn heup. Bij die tatoeage kun je overigens al wat meer vraagtekens zetten, en dan voornamelijk bij de manier waaróp hij gezet is. Namelijk in een kelder in Londen, onder invloed van een sterke cocktail. Als er een metro langs reed trilden de muren en mijn vriendin stond te schaterlachen in de hoek. Verstandig? Nee. Goed verhaal? Ja. Sorry, mam.
Inmiddels ben ik flink aan het brainstormen met wat voor een tekening ik mijn huid nog verder ga aantasten. Sterretjes op mijn pols? Een zwaluw op mijn bovenarm? Mijn moeder zei altijd: “Als je tattoos neemt, betaal ik later je trouwjurk niet.” Misschien moet ik alvast beginnen met sparen.