Het leger rukt op. Niet aan de grens, maar in de collegezalen. Door heel Nederland verschijnen militaire minoren. Vijf hogescholen bieden ze al aan of staan op het punt dat te doen, ook de HU. Maar niet iedereen is daar blij mee.
‘We zijn niet in oorlog, maar we leven ook niet in vrede’. Het waren de woorden van NAVO-chef Mark Rutte eind 2024. Zijn blik was gericht op de Russische agressie in het oosten van Europa. En hoewel het demissionaire kabinet in Den Haag over weinig zaken echt overeenstemming wist te vinden, was één onderwerp opvallend eensgezind: Defensie. Meer geld, meer aandacht, meer samenwerking.
Nu klopt ook in het hoger onderwijs het leger aan de deur. Premier Dick Schoof benoemde het al tijdens de jaaropening van Saxion en de Universiteit Twente: Defensie en onderwijs moeten dichter bij elkaar komen. En duiken door heel Nederland militaire minoren op, korte studietrajecten waarin studenten kennismaken met het leger. Vijf hogescholen bieden ze al aan, of staan op het punt dat te doen, blijkt uit een inventarisatie van Trouw. En dat is niet alleen een wens van Defensie of het kabinet; hogescholen zelf lijken die samenwerking maar wat graag op te zoeken.
Lobby van Vereniging Hogescholen
De Vereniging Hogescholen schrijft in een lobbydocument richting de verkiezingen dat onderwijsinstellingen ‘graag bijdragen aan de weerbaarheids- en veiligheidsagenda.’ Hogescholen kunnen volgens de koepel ‘onderwijs (zoals minoren) aanbieden en onderzoek en innovatieprojecten verzorgen.’ Volgens Trouw, dat later deze week uitgebreider over het onderwerp publiceert, speelt er nog iets anders mee: defensiegeld is voor onderwijsinstellingen ook een welkome nieuwe inkomstenbron, zeker nu het kabinet-Schoof flink bezuinigt op het hoger onderwijs.
Ook Hogeschool Utrecht sluit zich aan bij die trend. Daar begint in februari een nieuwe militaire minor, onder leiding van Jan Steenbrink, docent Integrale Veiligheidskunde. ‘Defensie heeft steeds meer te bieden’, zegt hij. ‘Nederland wil meer mensen binnenhalen en voldoen aan de NAVO-norm. En wij laten studenten kennismaken met Defensie.’
Kritiek
Het eerste gemor is al te horen. Want waarom moeten studenten opgeleid worden tot vechtmachines? Of, zoals rechtsgeleerde aan de Tilburg University Michiel Bot waarschuwt in Trouw: ‘Oorlog en geweld moeten een uitzondering blijven. Met dit soort minoren normaliseren we ze tot zaken die bij onze samenleving horen.’
Docent Steenbrink begrijpt die zorgen. Immers: ‘Je kan niet zomaar op iemand schieten. Dat is een ethische vraag. Problemen oplossen via dialoog heeft altijd mijn voorkeur, maar we zien dat sommige staten, zoals Rusland, een andere koers varen. Dan moet je solidair zijn. Je kunt niet neutraal blijven terwijl de wereld beeft.’
Vrees voor Rusland
Los van het normaliseren is er volgens Bot nog een ander probleem zegt hij in Trouw. Want dit soort initiatieven wakkeren vooral angst aan. Voor Rusland bijvoorbeeld. ‘Ik ken geen onafhankelijke wetenschappers die denken dat Rusland heel West-Europa wil innemen’, zegt hij. Dus waarom allemaal in de vechthouding?
Steenbrink knikt: ‘Maar Defensie is veel meer dan soldaat zijn. We kijken naar de talenten van studenten. Iemand van ICT kan meedraaien bij de anti-hackersbrigade, een journalistiekstudent onderzoekt hoe je desinformatie bestrijdt.’
En zelfs als je uiteindelijk geen reservist wordt, heb je er volgens Steenbrink iets aan. ‘Je leert hoe je moet handelen in crisissituaties. Kijk naar de stroomuitval in Spanje of de overstromingen in Limburg, dan kun je echt het verschil maken.’
Studenten kunnen reservist worden
Wat studenten leren? ‘Aan het einde van de minor kunnen ze zich opgeven als reservist’, vertelt Steenbrink. Ofwel: een militair die zich parttime inzet voor Defensie, naast een reguliere baan of studie ‘We hebben nu al 35 aanmeldingen, en dat is fantastisch. De helft is vrouw. En dat vind ik minstens zo mooi. Defensie is allang geen mannenbolwerk meer.’
Het is overigens geen vrijblijvende minor. Studenten moeten een cognitieve test doen, een sociale test, een gesprek met een psycholoog en een medische keuring. ‘Maar het blijft toegankelijk’, verzekert Steenbrink ons. ‘Je kunt je gerust met min zes aanmelden.’