Donderdagochtend, 11:00 uur, terwijl de ontbijttafels worden klaargezet met brood, fruit en baristakoffie, loopt Robbert Dijkgraaf de campus op.
De 63-jarige minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschapvan wordt gevolgd door assistenten, fotografen en organisatoren van de Utrechtse Introductie Tijd (UIT). Op deze vierde en laatste dag van de UIT-week komt hij praten met ongeveer twintig studenten. Op een informele manier, liefst zonder pers, laat de UIT-woordvoerder weten.
Aan lange biertafels, midden op het historische plein van de International Campus in Utrecht Oost, schuift hij aan bij een groepje van acht. De handen gevouwen wanneer hij luistert, en druk gesticulerend zodra begint te praten. De sfeer is rustig, de meeste UIT-gangers liggen nog in bed, verklaart een crewlid. Veel meer dan 150 studenten lopen er nog niet rond.
Wanneer de minister na 20 minuten doorschuift naar het volgende groepje, strekt Floris Janssen (rechts van Dijkgraaf op de foto) zijn benen. ‘Ik vond het mooi om hem te spreken. Hij blijkt heel vriendelijk en slim. Bovendien probeerde hij met ons mee te denken, over woningnood en consent en zo.
Floris (zelf studerend aan de universiteit) : ‘Ik had niks voorbereid, maar toen hij naast me zat vroeg ik of mbo’ers zich nu vaker mochten gaan aansluiten bij studieverenigingen. “Dat is aan de verenigingen zelf”, vond ‘ie. Tja, ik had verwacht dat hij daar zelf ook wel een wens in had. Mbo’ers zijn jonger, dus de vraag is hoe goed het mengt met de anderen, maar dat komt denk ik wel goed met de tijd, denk ik.’
Na een klein uurtje, en drie gesprekken later, stapt de D66’er weer in zijn dienstauto. Hij heeft nog een druk programma voor de boeg. Een beetje vermoeid oogt hij wel. Geen wonder misschien, ook hij heeft zijn vakantie vroegtijdig moeten afbreken. Maar volgens Floris was er van moeheid geen sprake: ‘Hij was juist energiek en geïnteresseerd in ons.’
