Achtergrond

Minister: ‘Problemen los je niet op met bakken geld’

Engelstalig onderwijs, werkdruk, leenangst… de politiek moet behoedzaam te werk gaan, waarschuwt D66-minister Ingrid van Engelshoven. Ze verzint liever geen nieuwe regels en landelijke normen, want dat is een ‘te makkelijke reflex’.

Ooit wil ze zelf weer gaan studeren. Sterker nog, zegt Ingrid van Engelshoven, in haar vrije tijd doet ze het eigenlijk nog steeds. Zoals anderen een serie op Netflix kijken, zo grasduint zij door de gratis online colleges en cursussen op Coursera. Dan luistert ze bijvoorbeeld naar een lezing over internationale veiligheid van de Leidse hoogleraar Edwin Bakker. ‘Vind ik heerlijk.’

Maar zoveel vrije tijd zal ze niet hebben. Bijna vijf maanden is ze nu minister van Onderwijs voor D66. Het is de eerste keer dat D66 deze ministerspost vervult, zoals Van Engelshoven graag benadrukt. ‘Onderwijs, cultuur, emancipatie en wetenschap… Ik heb een prachtige portefeuille.’

Eerder was ze wethouder Onderwijs in Den Haag. Ze heeft iets met onderwijs, zegt ze. ‘Ik heb altijd heel graag op school gezeten. En als je actief bent binnen D66, dan zitten de waarden van het onderwijs in je genen.’

Kwaliteitsafspraken
Waaraan gaat het hoger onderwijs dan merken dat de nieuwe minister van D66 is? Van Engelshoven noemt van alles, maar het belangrijkste zijn de ‘kwaliteitsafspraken’ met universiteiten en hogescholen over de besteding van de ‘studievoorschotmiddelen’, oftewel de basisbeursmiljoenen.

Studeren is duizenden euro’s duurder geworden door het nieuwe leenstelsel, maar daar staat iets tegenover: beter onderwijs. Het hoger onderwijs krijgt er immers honderden miljoenen bij. De grote vraag is nu of dat geld daadwerkelijk goed terecht zal komen. Daarvoor komen er dus ‘kwaliteitsafspraken’. En die zullen heel anders zijn dan de harde ‘prestatieafspraken’ uit het verleden.

‘Er komen geen landelijke normen meer’, zegt de minister beslist. ‘We willen minder rendementsdenken en meer oog voor kwaliteit en ontwikkeling van het onderwijs. Wij gaan niet bepalen hoe hogescholen en universiteiten invulling geven aan de verbetering van hun onderwijs.’

Medezeggenschap
Wie moeten dan controleren of alles goed gaat? Geheel in de lijn van D66, partij van de democratisering, speelt Van Engelshoven de bal door naar de medezeggenschapsraden. Studenten en docenten praten met de bestuurders over de besteding van het geld. ‘We zullen echt moeten terugzien dat het op een goede manier is besproken met de medezeggenschap. Dat is een verantwoordelijkheid van de instellingen.’

En als dat onverhoopt niet gebeurt? Vooral studenten in medezeggenschapsraden balen soms van hun zwakke positie. Ze krijgen weinig tijd om zich bij te scholen en de vergoedingen lopen behoorlijk uiteen. Bestuurders staan nu eenmaal veel sterker. Onlangs heeft een studentenpartij van de UvA zichzelf opgeheven uit frustratie over het gebrek aan inspraak.

Gebrekkige medezeggenschap? ‘In het ergste geval zijn er financiële consequenties’

‘Als studenten tegen mij zeggen dat ze niet genoeg gelegenheid krijgen om zich voor te bereiden, dan is dat voor mij wel een punt’, zegt Van Engelshoven. Ze wil dat hogescholen en universiteiten samen bepalen hoeveel ondersteuning de studenten minimaal moeten krijgen. Dat komt dan in een sectorakkoord te staan. ‘De NVAO gaat toezien op de naleving en in het ergste geval zijn er financiële consequenties.’

Wrang
Dat klinkt ferm, maar ook een beetje wrang. Als studenten klagen over het gebrek aan inspraak, krijgt hun instelling minder geld voor het onderwijs aan diezelfde studenten. Belanden ze dan niet van de regen in de drup?

Maar Van Engelshoven denkt niet dat het zover komt. ‘Ik geef vertrouwen, daar begint het mee. We maken goede afspraken met universiteitenvereniging VSNU, de Vereniging Hogescholen en studentenorganisaties ISO en LSVb. Als studenten toch melden dat ze niet de ruimte krijgen, dan gaan we daarnaar kijken.’

En nee, de minister bemoeit zich niet met de vergoeding aan leden van medezeggenschapsraden of met hun bijscholingsbudgetten. De roep om landelijke normen is een ‘te makkelijke reflex’, vindt ze. Alsof het in de echte wereld vanzelf goed komt als je alles maar in de wet vastlegt. ‘Dat is vaak niet zo.’ Ze gaat de medezeggenschapsraden overigens wel steunen, maar op een andere manier. Bij het ministerie komt een soort loket waar de leden met hun vragen terechtkunnen.

Kritische eigen pers
Hoe komen die leden van medezeggenschapsraden eigenlijk aan hun informatie? Met name in het hbo zijn er maar weinig onafhankelijke nieuwsmedia en ook aan de universiteiten staan ze bij tijd en wijle onder druk. ‘Die onafhankelijke media vind ik heel belangrijk’, zegt Van Engelshoven. ‘Die moeten een zwaarder accent krijgen.’

‘Onafhankelijke nieuwsmedia binnen instellingen vind ik heel belangrijk’

Universiteiten en hogescholen willen immers minder toezicht door het ministerie; ze praten liever met hun eigen studenten en docenten. En Van Engelshoven vindt dat goed. ‘Daar steek ik politiek mijn nek voor uit, maar dan moeten ze mij ook helpen het vertrouwen te geven. En daar hoort een kritische eigen pers bij. Zo werkt het overal, het lijkt me heel verstandig dat je daarvoor zorgt. Eigen media kunnen helpen om kritische vragen te stellen: hoe zit het precies?’

En laten we niet te kleinzerig zijn. ‘Op de middelbare school zat ik in de redactie van de schoolkrant. Toen is er eens een nummer in beslag genomen omdat daarin iets te ‘leuke’ grappen werden gemaakt over docenten. Dat was natuurlijk eindeloos goed voor de populariteit.’

Werkdruk
Maar sommige problemen vallen misschien niet op te lossen met een beetje inspraak of een onafhankelijke pers. Met name de universiteiten klagen dat er steeds meer studenten komen, terwijl ze per student steeds minder geld krijgen. Van Engelshoven wimpelt dat laatste weg. Het geld van de wegbezuinigde basisbeurs komt immers vrij en dat gaat naar het hoger onderwijs. Het gaat om honderden miljoenen. ‘Er is geen sector die er zoveel geld bij krijgt als het onderwijs.’

Maar hoe zit het dan met alle verhalen over werkdruk? ‘Laten we nou niet te makkelijk zeggen dat alles is opgelost als er wat bakken geld uit de hemel vallen’, zegt Van Engelshoven. ‘Je moet een verhaal hebben. We willen goed onderwijs, maar ook goede zorg en veiligheid. De overheid is geen boom waar eindeloos geld aan groeit.’

De verhalen over de werkdruk zijn heus wel reëel, haast ze zich erbij te zeggen. Maar misschien moeten hogescholen en universiteiten vooral de hand in eigen boezem steken. ‘Het ligt vaak niet eens aan de regels die in de wet zijn opgenomen.’ Volgens haar zorgen onderwijsinstellingen met allerlei eigen regels voor ‘een gevoel van hoge werkdruk’ bij hun werknemers.

Hbo-onderzoek
Trouwens, niet alleen het onderwijs krijgt extra geld, ook voor onderzoek komt er vierhonderd miljoen bij, waarvan 25 miljoen naar het praktijkgerichte onderzoek aan hogescholen gaat. ‘Dat is zeer terecht.’

Ze roemt de samenwerking van de hogescholen met bedrijven en instellingen in de regio. Het hbo komt met praktische oplossingen voor allerlei problemen, zegt ze. Dat merkte ze ook toen ze wethouder in Den Haag was. ‘Het is fijn om hogeschool te hebben waar je als stadsbestuur onderzoeksvragen kunt neerleggen over dilemma’s in de stad.’

Meer onderzoek zou ook meer hbo-masters kunnen betekenen. Van Engelshoven zou dat geen slechte ontwikkeling vinden. ‘Ze hebben die ruimte en als daar behoefte aan is, waarom niet?’

Associate degree
Maar de ontwikkeling aan de andere kant van het hbo vindt ze nog interessanter: de tweejarige associate degree-opleidingen. ‘Ik ben bij Avans Hogeschool geweest en heb daar met ad-studenten gesproken. Het associate degree is voor sommige mensen een heel mooie manier om hoger onderwijs te krijgen. De ad’s trekken bijvoorbeeld mensen die switchen naar een ander vakgebied.’ 

‘We moeten af van het beeld dat je pas meetelt  als je hoger onderwijs hebt genoten’

Ze zijn ook wel gepropageerd als een manier voor mbo’ers om de overstap naar het hbo te maken. En dat is prima volgens Van Engelshoven, maar ze plaatst er wel een kanttekening bij. ‘Niet voor elke mbo’er is het hbo het hoogste goed’, zegt ze. ‘Het is belangrijk dat we dat blijven benadrukken. Vakmensen zijn hard nodig. We moeten af van het beeld dat je maatschappelijk pas meetelt als je hoger onderwijs hebt genoten.’

Dakpansgewijs
Maar doorstroom naar het hbo moet mogelijk zijn ‘voor wie het kan en wil’. Zeker voor jongeren zonder hoogopgeleide ouders, de eerste generatie, is de route via het mbo soms heel goed, overweegt ze. ‘En denk ook aan de laatbloeiers. Dus jazeker, stapelen moet mogen. In het mbo kunnen studenten zich ook in de keuzedelen voorbereiden op de overstap naar het hbo. En we besteden niet voor niets 32 miljoen euro aan samenwerking tussen voortgezet onderwijs, mbo en hoger onderwijs in de regio.’

Ze heeft goede hoop dat ‘dakpansgewijs’ onderwijs de situatie kan verbeteren. Daarbij schuiven vmbo en mbo in elkaar, net als mbo en hbo. ‘Nu is de overgang vaak problematisch.’

Uitval
Inderdaad hebben mbo’ers het soms moeilijk in het hbo en vallen ze in het eerste studiejaar vaak uit. Aan de andere kant, is dat eigenlijk een probleem? Ze kunnen het toch gewoon proberen? Als het niet lukt, merken ze het vanzelf. ‘Het zou niet erg zijn’, antwoordt Van Engelshoven, ‘als ze denken: ik probeer het en als het niet lukt, ben ik ook happy, want dan ga ik lekker de arbeidsmarkt op.’ Maar zo simpel is het volgens haar niet.

‘Nul uitval zul je nooit krijgen, maar je ziet toch dat vooral niet-westerse studenten het moeilijk hebben, net als studenten van de eerste generatie. Dan denk je toch: is er niet meer aan de hand? Je wilt wel dat mensen een reële kans krijgen in het hbo. Daarom moeten we kritisch blijven.’

Onder havisten is de uitval in het eerste hbo-jaar trouwens ook heel hoog, vindt ze. ‘Voor hen moet kennelijk ook iets gebeuren aan de overgang. En dat gebeurt ook. Er zijn allerlei initiatieven, zoals proefstuderen en ouderejaars die eerstejaars begeleiden. Er is nu eenmaal een groep die iets meer begeleiding nodig heeft bij de overstap van schools naar zelfstandig onderwijs. Die groep moet je leren plannen en organiseren. Ook dat is kwaliteit van onderwijs.’

Buitenlandse studenten
Er zijn veel meer studenten dan vroeger. En dát komt mede door de aanwas van buitenlandse studenten in Nederland. Steeds meer opleidingen zijn Engelstalig, in tientallen opleidingen zijn Nederlandse studenten in de minderheid. Actiegroep BON heeft nu een rechtszaak aangekondigd tegen Engelstalig onderwijs.

‘De collegezaal moet wel evenwichtig blijven’

Van Engelshoven blijft er onverstoorbaar onder. Ze spreekt van een ‘interessant dilemma’ en benadrukt dat Nederland internationalisering nodig heeft. Buitenlandse studenten zijn goed voor de kwaliteit van het onderwijs en voor het bedrijfsleven. ‘Ik was laatst bij chipfabrikant ASML. De hele wereld is onze markt, zeiden ze daar, dus zoeken ze mensen die kennis hebben van andere landen. En in sommige vakken hebben we gewoon tekorten, dus is het goed dat er talent van buiten komt.’

Maar we moeten ook de kwaliteit van het onderwijs bewaken, erkent ze, en die komt misschien wel in het gedrang wanneer bepaalde opleidingen overstroomd worden met internationale studenten. ‘De collegezaal moet wel evenwichtig blijven.’

Alleen los je zoiets niet met een simpele maatregel op, waarschuwt ze. ‘We moeten de discussie met een zekere nuance blijven voeren, want er is een groot belang mee gediend. Nederland verdient aan buitenlandse studenten, velen van hen blijven hier en zorgen voor extra economische groei.’

Een studentenstop voor buitenlandse studenten ziet ze niet zitten. ‘Ik wil voorkomen dat we meteen weer in de kramp van een maatregel schieten: de verengelsing moet gestopt worden, we gaan percentages vaststellen!’ Ze wil nog niet zeggen wat ze in gedachten heeft of welke opties op tafel liggen, maar één ding is duidelijk: ‘Het wordt niet one size fits all.’

Toegankelijkheid
Klinkt het allemaal een beetje vaag en ver weg? Eén maatregel van het nieuwe kabinet is in elk geval heel concreet: het collegegeld voor eerstejaars wordt gehalveerd. En voor studenten van lerarenopleidingen geldt dat ook in het tweede jaar. Maar waarom eigenlijk? Denkt Van Engelshoven dat het onderwijs daar toegankelijker van wordt?

‘Ik verwacht van wel’, antwoordt ze behoedzaam, ‘maar je kunt het altijd pas zeker zeggen als het zover is. Het is een mooi signaal aan mensen die gaan studeren. Het is uitnodigend, het helpt hen misschien over de drempel heen. Ik hoop dat meer mensen voor een lerarenopleiding kiezen, want die hebben we heel hard nodig.’

‘Het vinkje ‘maximaal lenen’ hebben we maar weggehaald bij DUO’

Als het om de toegankelijkheid draait, had het kabinet dan niet beter de aanvullende beurs kunnen verhogen? Nu profiteren ook studenten met rijke ouders ervan, die waarschijnlijk helemaal geen drempel voelen om te gaan studeren. Maar Van Engelshoven verdedigt het kalmpjes.

‘Die halvering is ook voor de middeninkomens goed. En laten we het probleem van toegankelijkheid niet overdrijven. Studenten kunnen lenen tegen een zeer lage rente. Een paar partijen die tegen het leenstelsel waren, waarschuwen voor leenangst onder studenten, maar daar lijkt geen sprake van. Het vinkje ‘maximaal lenen’ hebben we maar weggehaald bij DUO.’


Wie is Ingrid van Engelshoven?

Ingrid van Engelshoven (1966) was partijvoorzitter van D66 en wethouder Onderwijs in Den Haag. Ze ging in België naar de middelbare school, maar verhuisde naar Nederland voor een opleiding politicologie aan de Radboud Universiteit Nijmegen en rechten aan de Universiteit Leiden. Ze werkte als beleidsmedewerker bij de Tweede Kamerfractie, was partner bij een adviesbureau en directeur van de Stichting Verantwoord Alcoholgebruik (STIVA), waarin de producenten en importeurs van bier, wijn en gedestilleerde dranken samenwerken.