Het valt voor veel vluchtelingen niet mee om in Nederland weer te gaan studeren, ondervond minister Bussemaker van Onderwijs vandaag. ‘Wat kan ik als minister doen om jullie te helpen?’
‘Dus eigenlijk moet je alles opnieuw doen?’, vraagt onderwijsminister Jet Bussemaker vol ongeloof aan de Syrische advocaat Majd, die volgend jaar weer de collegebanken in wil.
Een rechtenopleiding gaat over de wetten van het land waar de opleiding wordt gegeven, antwoordt Majd. Dus ja, hij moet zijn hele opleiding nog een keer doen. Vrijstellingen krijgt hij niet.
Bussemaker is bij de Vrije Universiteit (VU) om te praten over vluchtelingstudenten in het hoger onderwijs. Welke trajecten bestaan er al, tegen welk problemen lopen ze aan, en wat kan er beter.
Want eigenlijk is het helemaal niet zo logisch dat Majd zijn hele rechtenopleiding over moet doen, vindt VU-collegevoorzitter Jaap Winter. ‘Binnen de Europese Unie kan elke advocaat overal aan de slag. Een Italiaan kan in Nederland een praktijk openen, ook zonder Nederlandse opleiding. Dus waarom kan Majd dan geen enkele vrijstelling krijgen?’
Diploma’s en werkervaring die in Nederland waardeloos blijken, het is slechts een van de problemen waar vluchtelingen tegenaan lopen. Het bindend studieadvies in het eerste jaar mag bijvoorbeeld ook wel wat soepeler en sommige gemeenten doen moeilijk als vluchtelingen met behoud van uitkering aan het fulltime schakeltraject willen beginnen.
En wat te doen met opleidingen met een numerus fixus? Zie als vluchteling de decentrale selectie van een opleiding Geneeskunde maar eens door te komen. ‘Een cv vol activiteiten die in Nederland zijn ondernomen blijkt voor veel opleidingen belangrijk’, zegt Albert de Voogd, hoofd studentbegeleiding bij vluchtelingorganisatie UAF.
‘Het is een dunne lijn tussen rekening houden met de bijzondere situatie van vluchtelingen en de indruk geven dat sommige studenten worden voorgetrokken’, zegt Bussemaker. Jaren geleden besloot ze als rector van de Hogeschool van Amsterdam dat studenten die geen Nederlands diploma van het voortgezet onderwijs hebben, in hun eerste jaar een woordenboek mogen gebruiken bij tentamens. ‘Waren er allemaal Nederlandse studenten die zeiden, nou dat willen wij ook wel.’
Zenuwachtig
Het is goed dat de minister is komen praten, zeggen de vier aanwezige vluchtelingen na afloop. ‘In het begin ging het heel erg goed, maar toen ze dingen aan ons ging vragen werd ik wel een beetje zenuwachtig’, geeft Dema toe. ‘We gingen een beetje naar elkaar kijken wie iets ging zeggen’, vult Abboud aan.
Anas heeft de minister op het hart gedrukt dat de schakeltrajecten die vluchtelingen kunnen volgen voor ze aan een Nederlandse studie beginnen erg belangrijk zijn. Meerdere hogescholen hebben er één, maar in het wetenschappelijk onderwijs kunnen vluchtelingen alleen bij de VU terecht. Die hoopt overigens dat ook andere universiteiten er de komende tijd één op poten willen zetten.
Dema wil vooral benadrukken dat haar tijd in het asielzoekerscentrum heel erg frustrerend was. ‘Ik heb een jaar niets gedaan omdat ik daar zat.’ Toen ze moest vluchten, studeerde ze een half jaar Geneeskunde in Syrië. Nu wil ze in Nederland alsnog arts worden.
Taalcursus
Ondertussen is de minister aanbeland bij het lokaal waar een Nederlandse taalcursus wordt gegeven. ‘Het is belangrijk om je thuis te gaan voelen in een taal’, zegt ze tegen de cursisten. ‘Als ik op vakantie ben in Frankrijk duurt het een paar dagen voor ik weer wat zinnetjes kan maken.’
Praat zoveel mogelijk Nederlands, wil Bussemaker maar zeggen. Ook als die gekke Nederlanders elke keer in het Engels gaan praten. ‘Hoeveel talen spreekt u eigenlijk’, wil een cursist weten. ‘Nederlands, Engels en een beetje Duits en Frans’, antwoordt de minister.
Of er nog meer vragen zijn? Jongere vrouwen in de hoek beginnen van de zenuwen te lachen, maar een paar stoelen verder wil een cursiste weten wat ze moet doen als ze straks al haar taalcursussen heeft afgerond.
De minister kijkt om zich heen, want ja: hoe zit dat eigenlijk? ‘Je bent dus in januari, februari ongeveer op het niveau dat je staatsexamen kan doen en dan kan je in principe het hoger onderwijs in’, stelt Bussemaker vast. ‘Maar moet je dan maandenlang wachten voor je kan gaan studeren? Zakt de taal dan niet weer weg? Hoe zit dat?’, vraagt ze, aan niemand in het bijzonder.
Een VU-docent die de taalcursussen geeft, schiet te hulp. ‘Je zou een cursus academisch Nederlands kunnen doen hier in de bibliotheek, als je dat leuk vindt.’ De cursiste roept al ‘yes!’, maar Bussemaker wil nog even weten of dat geld kost. Als de docente antwoordt dat alle cursussen geld kosten, wil de minister nog weten hoeveel dan.
‘Ik betaal twaalfhonderd euro’, antwoordt een van de aanwezige mannen. De minister is even stil en stelt dan vast: ‘Dus je moet niet alleen de capaciteiten en de tijd hebben om dit te doen, maar ook de middelen.’
Niet alle aanwezige vluchtelingstudenten vinden het prettig om met hun hele naam genoemd te worden. Vandaar dat alleen hun voornamen in dit stuk staan.