Wat is Nederland eigenlijk opgeschoten met het Innovatieplatform? Dat geen enkele politieke partij nog wil bezuinigen op onderwijs en onderzoek, zeggen enkele zwaargewichten die gisteren nieuwe aanbevelingen voor de kenniseconomie presenteerden.
Ze herhalen hun pleidooi al jaren: investeer meer in onderwijs en onderzoek, want Nederland raakt achterop bij zijn naaste concurrenten. Alle relevante organisaties sloegen de handen ineen en maakten samen de ‘Kennisinvesteringsagenda’, waarvan het derde tussenrapport maandag 30 maart is verschenen.
De investeringen blijven mager, blijkt uit het rapport. De premier is voorzitter van het Innovatieplatform en ook de ministers van OCW en EZ schuiven aan. Waarom is er dan nog zo weinig bereikt? ‘In alle eerlijkheid: het vorige kabinet trok in het regeerakkoord te weinig geld uit voor kennis’, zegt SER-voorzitter Alexander Rinnooy Kan, die het nieuwe tussenrapport (de ‘foto’) presenteerde. ‘En de ministers moesten dat regeerakkoord uitvoeren.’
Maar hij heeft goede hoop dat de zogeheten Kennisinvesteringsagenda bij de komende formatie meer invloed zal uitoefenen. ‘Kennis is nu onomstreden. Dat is een belangrijke stap vooruit.’
Natuurkundige Robbert Dijkgraaf deelt die visie. Als president van de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen werkte hij met Rinnooy Kan aan de ‘foto’. Ook hij meent dat het belang van kennis wel doordrong bij de ministers van het afgelopen kabinet. ‘Er is veel geld uit de aardgasbaten aan onderzoek besteed. Daar kwam wel eens kritiek op, omdat het "incidenteel" geld zou zijn. Maar dat kon niet anders. Alles lag al vast, behalve het incidentele geld.’
Zou Alexander Rinnooy Kan bereid zijn om minister te worden en deze agenda zelf uit te voeren, mocht zijn partij D66 in de regering komen? Die vraag ontwijkt hij. ‘Eerst de verkiezingen.’