Achtergrond

Nieuw licht op de achterstandswijk

Patricia Wijntuin
Patricia Wijntuin / Foto: Kees Rutten

‘Mijn buurt is leuk en gezellig!’ Zo heet het proefschrift waar Patricia Wijntuin de afgelopen acht jaar aan heeft gewerkt. Over de betekenis van de buurt voor Marokkaans-Nederlandse jongeren in achterstandswijken. We spreken haar, over de jongeren, diversiteit en de eenzame weg van een promotieonderzoek.

Wat is het belangrijkste wat je hebt ontdekt?
‘Dat de buurt veel betekent voor jongeren. Achterstandswijken worden vaak belicht vanuit een negatief perspectief. Ik wilde een positief licht laten schijnen. Bovendien bekijken beleidsmedewerkers de buurt vaak vanuit de ‘stenen’. Zo van: ‘hier een park en daar een nieuw gebouw, daar knappen de straten van op.’ Daarbij gaan ze voorbij aan de sociale betekenis van de buurt voor de bewoners.

De jongeren voelen zich verbonden met de buurt. Je kunt van mensen niet verwachten dat ze zich verbonden voelen met een heel land. Om zelfvertrouwen te krijgen is het noodzakelijk om op te groeien in een omgeving waar je je thuis voelt, in een omgeving waar iedereen op je lijkt en hetzelfde denkt. Vanuit daar kun je je verder ontwikkelen.’

Je schrijft over jongens en meiden in je proefschrift. Wat is het verschil?
‘Jongens blijven vooral op dezelfde plaats, bijvoorbeeld bij het voetbalveld of in het park op een bankje. Zij eigenen zich als het ware de buurt  toe. Meisjes bewegen meer. Ze gaan een ijsje halen of een rondje lopen langs het kanaal. De wijze waarop zij de buurt gebruiken hangt samen met hun ideeën over mannen en vrouwen in ruimte. Binnen is het privédomein van de vrouwen. Buiten is het publieke domein van de mannen. Het feit dat meisjes rondlopen is ook een slimme tactiek om te ontkomen aan het oog van hun familie, hun broers, hun neven. Tegelijkertijd voelen ze zich ook beschermd door die sociale controle.

Het meest vernieuwende aan mijn onderzoek is dat ik één specifieke groep heb ondervraagd. Nederlands-Marokkaanse jongeren in Kanaleneiland en Hoograven. Toen ik acht jaar geleden begon, woonde ik in Rivierenwijk tussen Hoograven en Kanaleneiland. De keuze voor Hoograven was pragmatisch. De keuze voor Kanaleneiland was omdat die wijk steeds negatief in het nieuws kwam. Dat wilde ik nuanceren.

Ik ben zelf een jaar geleden verhuisd van Rivierenwijk naar Utrecht-Oost. We wilden in een groter huis wonen en ik had van tevoren niet zo nagedacht over de wijk. Er is hier geen  diversiteit. En het leven speelt minder op straat, zoals daar. Ik heb me in het begin totaal out of place gevoeld. Ik miste de verschillende culturen op straat, die me het gevoel geven dat ik er mag zijn.’

Hoe kijk je terug op de afgelopen acht jaar?
‘Ik heb acht jaar gedaan over mijn onderzoek. De eerste vier jaar zat ik nog in de gemeenteraad voor Groen Links. Ik had twee kleine kinderen en moest op de HU in anderhalve dag per week een promotieonderzoek doen en lesgeven. Ik racete op en neer tussen alles. Nee, ik kreeg geen burn-out. Maar toen ik een keertje van de trap viel en kort daarop een botsing had, nam ik me voor om rustiger aan te doen. Het duurde allemaal langer door mijn nevenactiviteiten. Bovendien overleed mijn promotor en wilde mijn laatste promotor dat ik een aantal hoofdstukken zou herschrijven. Daar ben ik het laatste jaar mee bezig geweest. Hij is antropoloog en wilde het uitgebreider en scherper. Mijn proefschrift werd er beter van, dat wel. Maar ik heb geleerd dat promoveren een lange eenzame reis is. Ik zou er niet nog eens aan beginnen. Ik ben er ook grijs door geworden, haha.’

Wat heeft het je gebracht op persoonlijk vlak?
‘Ik heb leuke mensen ontmoet. En ik kijk nu anders, gedetailleerder. De ruimte waarin je je begeeft is zó belangrijk. Ik denk ook meer na over hoe we gevormd worden door gender en etniciteit. Zo waren de gesprekken met de meiden vaak veel langer dan met de jongens. Ik zocht de verklaring aanvankelijk in hun sekseverschil. Daarna realiseerde ik me dat het net zo goed kon liggen aan de leeftijd en het opleidingsverschil.

Hierna ga ik een onderzoek doen naar hair politics in kapperszaken. Weet je, alle onderzoeken gaan uiteindelijk over mezelf. Dat leer ik de studenten ook, kies een onderwerp dat dichtbij ligt. Ik ga bij ‘black hair kappers’ onderzoeken hoe ze praten over kroeshaar en wat dat zegt over de zwarte identiteit. Kroeshaar is beladen. In Curaçao noemen ze het ‘kabei malu’, dat betekent letterlijk ‘slecht haar’. Vaak willen mensen het steil hebben, ontkroest, en dan is het pas oké. Mijn haar zegt iets over mij. Zoals ze in het Engels zeggen: It communicates who I am.’

Is dat gevoel van ‘je thuis voelen’ belangrijk voor jou?
‘Dat gevoel speelt mijn leven lang al een rol. Ik werd geboren in Suriname en mijn vader was daar parlementsvoorzitter. Tijdens de decembermoorden, waarbij een hele lijst aan vermeende opponenten van Bouterse werden vermoord,  was hij toevallig een paar dagen in Venezuela. We verhuisden naar Curaçao. De mensen in Suriname hebben het mijn vader wel eens kwalijk genomen dat hij niet terugkwam. Alsof hij het land in de steek liet. Maar soms kiest iemand voor zijn gezin. Voor mijn studie ben ik uiteindelijk naar Nederland verhuisd.

Volgende week moet ik mijn proefschrift verdedigen. Dat is spannend, ja. Waarschijnlijk gaan ze vragen stellen over de invloed van religie op die buurten.  Het belangrijkste is dat ik dicht bij mezelf blijf. ‘