Voormalig Havana-columnist Arnold Scheepmaker is niet
veroordeeld wegens antisemitisme. De Amsterdamse rechtbank laat de vrijheid van
meningsuiting van journalisten in dit geval zwaarder wegen.
De in 2006 gepubliceerde column in het weekblad van de
Hogeschool van Amsterdam was volgens het Openbaar Ministerie onverholen
racistisch en onnodig grievend. Het OM had daarom achthonderd euro boete geëist
of zestien dagen celstraf, waarvan de helft voorwaardelijk. In de gewraakte column
stond onder meer te lezen: ‘Sinds de nazitijd is het niet echt cool om
negatieve dingen te zeggen over joden, maar soms snap ik best hoe het in 1937
allemaal zo ver heeft kunnen komen.’
Ook de rechtbank noemt dit ‘beledigend voor joden’, maar
toetst de column aan artikel 10 van het Verdrag tot bescherming van de rechten
van de mens en aan eerdere uitspraken van het Europese Hof. Daaruit kan worden
afgeleid dat journalisten meer vrijheid van meningsuiting hebben. Binnen
bepaalde grenzen mogen ze overdrijven en provoceren, omdat zij anders hun belangrijke
rol van publieke waakhond niet kunnen spelen.
Bovendien zijn de uitlatingen gedaan in een satirische
column, geschreven voor onafhankelijk denkende jonge mensen van wie een kritische
instelling mag worden verwacht. Daarin mag sprake zijn van ‘een zeker mate van
overdrijving, scherpte en ridiculisering’, aldus de rechtbank.
Conclusie: de uitlatingen in de column ‘getuigen niet van medemenselijkheid
of veel nuance’, maar een strafrechtelijke veroordeling zou ‘niet proportioneel’
zijn.