Het studentenhuis lijkt langzaam
te verdwijnen, kopt de Volkskrant woensdag 1 juli. Dat zou jammer zijn, vinden de
studentenhuisvesters, want het is ’toch een deel van de studentencultuur’.
Serieus, gaan studentenhuizen
verdwijnen? Die afwas, dat doucheputje, de feestjes… is het straks allemaal
verleden tijd?
De corporaties voor
studentenhuisvesting redeneren zo: als er geen huursubsidie voor kamerbewoners
komt, blijft het voor studenten goedkoper om een eigen appartementje te huren in
plaats van een kamer. En zolang dit het geval is, bouwen de corporaties alleen
maar zelfstandige woonruimten. Uit respect voor de portemonnee van de student.
En nu bedreigt hun edelmoedigheid de cultuur.
Een mooie debattruc van de
studentenhuisvesters – althans, van directeur Remco de Maaijer van hun
koepelorganisatie Kences . Hij speelt de kaart van de nostalgie: bijna iedereen denkt
met weemoed terug aan de tijd in zijn studentenhuis.
In 1997 is de subsidie voor
kamerhuur bij woningcorporaties afgeschaft en de Tweede Kamer wil die graag in
ere herstellen. Minister Van der Laan van Volkshuisvesting laat er onderzoek
naar doen, maar verwacht dat het te duur zal zijn. Hij vindt het bovendien
oneerlijk als kamerbewoners op de particuliere huizenmarkt geen subsidie zouden
krijgen: driekwart van alle studenten.
En dat is meteen het antwoord op
de vraag of het studentenhuis verdwijnt. Driekwart van de studenten huurt bij
huisjesmelkers en hospita’s. Daar zal niet gauw verandering in komen.