Minister Plasterk ziet weinig in het voorstel van de
commissie-Sorgdrager om topopleidingen meer subsidie te geven. Hij steekt zijn
geld liever in ‘best practices’ die het hele hoger onderwijs kunnen
inspireren.
In voorbereiding op de nieuwe wet voor het hoger onderwijs zette Plasterk
onder leiding van oud-justitieminister Sorgdrager een commissie zwaargewichten
aan het werk, die moest nagaan of er een vorm van prestatiebekostiging mogelijk
was. De commissie antwoordde bevestigend, maar zweeg over de wenselijkheid. Dat
oordeel was aan de politiek, vond Sorgdrager.
Wel kreeg de minister het advies om een klein fonds te reserveren naast
de reguliere bekostiging. Opleidingen die bij accreditatie op onderdelen als
‘excellent’ zouden worden beoordeeld, zouden daar aanspraak op kunnen maken. Of
de middelen uit dat fonds moesten worden gefinancierd met ‘nieuw geld’ of via
een korting op de subsidie voor hogescholen en universiteiten, bleef in het
midden.
Met het advies onder zijn arm ging Plasterk in overleg met
koepelorganisaties VSNU en HBO-raad, maar die hadden bij herhaling laten weten
niet enthousiast te zijn: vooral het idee dat de beste opleidingen mogelijk meer
geld zouden krijgen ten koste andere, zorgde voor problemen. Het hbo was
bovendien beducht voor ‘bekostigingsfrutsels’, omdat de subsidiestromen in het
hoger onderwijs dan minder goed bestand zijn tegen mogelijke
fraudeurs.
Plasterk ziet er dus vanaf. Wel overweegt hij maximaal twintig miljoen
euro te reserveren voor wat hij een ‘prijzenarrangement’ noemt. Daarbij zou een
onafhankelijke jury jaarlijks opleidingen belonen die bijzondere en aansprekende
onderwijsprestaties hebben geleverd. Verder wijst hij op de positieve prikkel
die uitgaat van de Siriussubsidies.