Het ontbreekt de hogescholen niet aan ambitie
in hun nieuwe gezamenlijke toekomstplan. Bijna alles kan beter: de instroom, de
docenten, de organisatie en het onderzoek. De grote groei mag niet meer ten
koste gaan van kwaliteit, zeggen de scholen.
Met de nieuwe kwaliteitsagenda bouwt de HBO-raad voort op de
discussienota van begin dit jaar. De thema’s zijn dan ook grotendeels
dezelfde: minder uitval, meer kennis en kwaliteit.
Met intakegesprekken, een betere studiebegeleiding en een vroeg
studieadvies moeten eerstejaars sneller op hun plek terechtkomen.
Bijspijkercursussen kunnen uitval voorkomen, net als een beperkte instroom
vanuit het mbo. Op dit moment biedt een mbo-4 diploma toegang tot iedere
hbo-opleiding, van welke richting dan ook. Als het aan de hogescholen ligt,
worden straks alleen studenten toegelaten met een relevant mbo-4 diploma.
Ook de voorlichting moet anders – en vooral eerlijker. De
verschillende informatiebronnen moeten straks een realistisch beeld geven van
een opleiding, iets waar de studentenbonden al jaren voor pleiten. En ook de ‘kleine
kwaliteit’ verdient meer aandacht, want er zijn nog te veel klachten over
lesuitval, slechte roosters en late cijfers.
Het toekomstbeeld van de hbo’er is dat van een alleskunner:
natuurlijk staat vakmanschap centraal, maar daarnaast heeft een goede
professional ook theoretische en culturele bagage, onderzoekend vermogen, oog
voor maatschappelijke vraagstukken en is hij ook nog eens internationaal
georiënteerd. Wat dit alles voor het onderwijs betekent, wordt niet meteen duidelijk.
Een voorbeeld: ‘van studenten mag worden verwacht dat zij beschikken over
het vermogen om kennis kritisch te beoordelen aan de hand van morele
waarden’. Maar hoe leren ze dat dan?
Er zullen hogere eisen gelden voor studenten, maar ook van docenten mag
meer worden verwacht. De hogescholen willen dat over vijf jaar zeventig procent
van de docenten een master heeft behaald – dat is nu 50 procent –
en dat een tiende van hen is gepromoveerd. Ook zijn er meer lectoren en
lectoraten nodig, want praktijkonderzoek is een must voor innovatie en beter
onderwijs. De hogescholen hebben daar naar eigen zeggen het geld niet voor: een
investering door de overheid is dus noodzakelijk.