Nieuws

Negatief advies over flexplekken

De opleidingscommissie van electronic engineering and design (elektrotechniek) geeft een negatief advies over de invoering van flexwerkplekken in de locatie Oudenoord 700, waar een deel van de faculteit Natuur en Techniek (FNT) in gehuisvest is.

De wisselwerkplekken leiden volgens de commissie onder meer tot concentratieproblemen en ook weten studenten de docenten niet meer goed te vinden. ‘De OC is van mening dat deze punten een te grote bedreiging vormen voor de kwaliteit van het onderwijs’, schrijft de commissie in een brief aan FNT-directeur Robert Blom. Eerder signaleerde de commissie ‘onrust en weerstand’ onder de docenten.

De faculteitsraad spreekt zich niet uit over de kwestie maar drong in februari aan op een schriftelijk flexwerkplan, waarbij rekening wordt gehouden met de bezwaren van docenten. Flexibele werkplekken als tijdelijke oplossing zijn volgens de raad bespreekbaar, maar dan zou een definitief plan (bijvoorbeeld vaste plekken voor docenten met een aanstelling van 0,7 fte en meer) ter goedkeuring moeten worden voorgelegd.

Binnen de faculteitsraad is verdeeld gereageerd op de actie van de OC. Sommigen vinden dat de commissie de medezeggenschapsraad heeft gepasseerd door zich rechtstreeks tot de faculteitsdirecteur te wenden. De raad is immers formeel gesprekspartner van de directeur. Anderen willen het optreden van de commissie juist steunen. Een meerderheid besloot dinsdag 27 mei om geen actie te ondernemen; dus er volgt geen steunbetuiging maar ook geen terechtwijzing.

Donderdag 29 mei is er een overleg tussen de faculteitsdirecteur, opleidingscommissie, faculteitsraad en betrokken managers.

UPDATE:

Volgens OC-voorzitter Don Dijkstra kan een OC gevraagd of ongevraagd  een advies aan de directie uitbrengen. ‘Tussenkomst van de FMR is hierbij geen vereiste.’ Daarbij bestaat er tussen de faculteitsraad en de OC’s geen formele hiërarchische lijn en kan er geen sprake zijn van enige vorm van ’terechtwijzing’. ‘De leden van de OC hechten grote waarde aan de onafhankelijkheid en zelfstandigheid van de opleidingscommissie.’