Minister Vogelaar van VROM laat nakijken hoeveel het kost om huursubsidie voor ‘onzelfstandige’ kamerbewoning opnieuw in te voeren. In 1997 is die afgeschaft, tot verdriet van de LSVb en de studentenhuisvesters.
‘Huurtoeslag voor onzelfstandige woonruimtes – dus zonder eigen voordeur – is voor de overheid uiteindelijk goedkoper’, voorspelt Remco de Maaijer, directeur van Kences, de koepel van studentenhuisvesters. ‘Onze leden bouwen sinds de aanpassing van de huursubsidiewet vooral zelfstandige woonruimtes voor studenten. Die zijn duurder en bovendien valt de huurtoeslag die bewoners krijgen, hoger uit. Daar staat natuurlijk tegenover dat daar nu minder studenten aanspraak op kunnen maken.’
Toen de huursubsidie voor onzelfstandige woonruimtes in 1997 werd opgeheven, ontstond volgens De Maaijer een gekke situatie. ‘Op kamers die wij voor dat voor dat jaar lieten bouwen kan wel huursubsidie worden aangevraagd, op kamers die later zijn opgeleverd niet. Dat is rechtsongelijkheid. Trouwens, ook het verschil of een student wel of geen eigen voordeur heeft is volgens ons geen deugdelijk criterium voor de huurtoeslag.’
Er bestaat al jaren veel draagvlak voor herinvoering van de huursubsidie. In 2002 nam de Tweede Kamer unaniem een motie van die strekking aan die was ingediend door GroenLinks en het CDA. Maar de voorgangers van Vogelaar – VVD’er Kamp en na hem diens partijgenoot Dekker – zeiden er geen geld voor te hebben. Kamp schatte destijds dat verruiming van de huursubsidie zeventig miljoen euro per jaar zou kosten. ‘Nog geen drie procent van de totale kosten van de huurtoeslagregeling”, relativeert LSVb-voorzitter Lisa Westerveld.
Maar volgens De Maaijer kost herinvoering van de huursubsidie voor kamerbewoning alleen in het eerste jaar vijftig miljoen euro extra. ‘Daarna bespaart de overheid jaarlijks een half miljoen, omdat studenten minder duur gaan wonen. Bij onze berekeningen gaan we er vanuit dat alle studenten die legaal een kamer huren subsidie krijgen, of ze nu bij ons huren of bij een hospita.’