Minister Plasterk zegt zich grotendeels te herkennen in de analyse over onderwijsvernieuwing die de commissie-Dijsselbloem woensdag 13 februari heeft gepresenteerd. Daarin wordt stevige kritiek geuit op het onderwijsbeleid in de jaren negentig.
Een brede parlementaire onderzoekscommissie onder leiding van PvdA’er Jeroen Dijsselbloem concludeert dat de onderwijsvernieuwingen van de afgelopen vijftien jaar – basisvorming, tweede fase, vmbo, het nieuwe leren – nauwelijks tot betere resultaten hebben geleid. Scholieren werken zelfstandiger, maar hebben minder vakinhoudelijke kennis. Ook hun taal- en rekenvaardigheden zijn ‘slechter dan nodig’.
Er is te veel haast gemaakt met de invoering van de hervormingen en er is onvoldoende geld in gestoken. Niet de werkelijke kosten maar het beschikbare budget was maatgevend. Draagvlak werd gezocht in politiek Den Haag en niet in het onderwijs zelf. Docenten, scholieren en ouders hadden er weinig invloed op.
Net als de commissie-Rinnooy Kan is de commissie-Dijsselbloem van mening dat de kwaliteit van docenten cruciaal is. Ze wil daarom dat er flink wordt geïnvesteerd in hun scholing. Anders dan in het hoger onderwijs gebruikelijk is, moeten de hbo-lerarenopleidingen door de overheid vastgestelde curricula en examenprogramma’s krijgen.
Verder moet worden onderzocht of het halen van een onderwijsbevoegdheid voor academici net als vroeger weer onderdeel van de reguliere universitaire opleiding kan worden. Wellicht kan dat de keuze voor het leraarsberoep vergroten. Nu volgen masterstudenten een extra opleiding van een jaar. (HOP)