Nieuws

Toezichthouder let vooral op financiën

Raden van toezicht van hogescholen en universiteiten letten vooral op de centen en minder op de kwaliteit van het onderwijs. Collega’s in andere onderwijssectoren weten beter wat er ‘op de werkvloer’ leeft.
 
Toezichthouders in het hoger onderwijs zijn behoorlijk tevreden over hun eigen functioneren. Toch is er nog werk aan de winkel, blijkt uit onderzoek van de Universiteit van Tilburg. Zo zouden de raden van toezicht zich vaker mogen afvragen of ze wel alle benodigde kennis en kunde in huis hebben. Ook zouden ze wat minder mensen uit hun eigen kring moeten benoemen.
 
Voor het onderzoek, dat in opdracht van het Nationaal Register Commissarissen en Toezichthouders werd uitgevoerd, vulden de raden van toezicht van dertien hogescholen en elf universiteiten een uitgebreide vragenlijst in. Daaruit zou blijken dat ze relatief weinig contact hebben met ‘stakeholders’ binnen hun instellingen, terwijl die nuttige informatie kunnen hebben voor het toezicht. Hun collega’s in het primair en voortgezet onderwijs staan dichter bij de werkvloer.
 
Het is volgens de onderzoekers onwenselijk als voormalige bestuurders van de eigen instelling in de raad van toezicht terechtkomen. Toch gebeurt dat bij één van de onderzochte hogescholen en bij twee van de universiteiten.

Universitaire raden van toezicht zijn meer tijd kwijt aan hun functie dan hun collega’s in het hbo en 'aanmerkelijk meer' dan die in het primair en voortgezet onderwijs. Waar dat verschil vandaan komt weten de onderzoekers niet. 'Het zou een nader onderzoek waard zijn', schrijven ze.
 
Ook de honoraria lopen flink uiteen. Bij universiteiten verdienen toezichthouders gemiddeld het meest, zo’n acht- tot tienduizend euro per jaar. Al is er ook een instelling die haar toezichthouders helemaal niets betaalt. De raadsleden bij hogescholen toucheren tussen de twee- en tienduizend euro. 'De vraag naar de "juiste" honorering van toezichthouders, met alle dilemma’s die daarbij horen, ligt hier in volle omvang op tafel', schrijven de onderzoekers.