Columns

Noah weet alles van coronaviroloog Berend (maar hij kent haar niet)

Onze columniste Noah Moeys is terug van haar stage in het Amazonegebied. Ze heeft de draad weer opgepikt en vervolgt haar columns vanuit haar studentenkamer in het IBB, Utrechts bekende studentencomplex aan de Ina Boudier-Bakkerlaan. Ze mocht tijdens een persconferentie tussen de wereldmedia een vraag stellen aan coronaviroloog Berend.

‘Hee Berend!’ brul ik wanneer ik de meest geciteerde coronaviroloog op aarde tegenkom op de fiets. Berend kijkt zo verbaasd als een vleermuis in het daglicht. Vertwijfeld steekt hij zijn hand op en pas als we tientallen meters in tegengestelde richting zijn verder gefietst, besef ik me dat de arme man geen idee heeft wie ik ben.

Mijn kennis over Berend, daarentegen, is wat uitgebreider. Ik weet hoeveel kinderen Berend heeft. Ik weet wat, waar en wanneer hij gestudeerd heeft. Ik weet dat hij graag Engelse woorden gebruikt om zichzelf uit te drukken. Ik weet met welke collega’s hij de antistof tegen corona heeft gevonden. En ook weet ik dat hij sinds de uitbraak zestien uur per dag werkt en dat dat niet zo leuk is voor zijn vrouw, die overigens middelbareschooldocente is en het fantastisch heeft gedaan met de kids thuis en het online lesgeven tegelijk.

Onlangs interviewde ik deze wetenschapper namelijk voor DUB. Na een persconferentie, waarin hij aan wereldmedia (en DUB) uitlegde hoe de antistof werkt die als medicijn moet gaan dienen tegen corona, belden we nog een uur lang.

Zo goed mogelijk had ik me voorbereid op het interview. Van een huisgenootje dat Life Sciences aan de HU studeert, leerde ik hoe een virus te werk gaat, wat een spike proteïne is en hoe de aanwezigheid van antigenen getest wordt met de ELIZA-methode. Ook las ik wetenschappelijke artikelen over de antistof 47D11 in het tijdschrift Nature en spitte ik alle nieuwsartikelen door waarin Berend ooit als bron is opgevoerd.

Tijdens de persconferentie keek ik 45 minuten lang naar zijn gezicht; zelf kwam ik precies een halve minuut in beeld toen ik alvast een vraag mocht stellen voor DUB. In die halve minuut was ik niet zozeer bezig met het antwoord dat werd gegeven, als wel met het feit dat al die grote journalisten en wetenschappers nu zagen dat ik in een erbarmelijke studentenkamer zat tussen een kledingrek met Hawaii-blouse en een orchidee.

Deze zonnige maandagmiddag op de fiets begrijp ik wat beter hoe de rol van de journalist in elkaar steekt. En dat het heel mooi, maar eigenlijk ook best raar is. Je bent als een spons: je zuigt alle informatie in je op die je maar kan vinden of krijgen. Maar je bent ook een detective: je wilt juist de informatie die niet aan de oppervlakte circuleert, de informatie die je alleen bereikt door diep te graven. Je bent het onzichtbare bruggetje tussen bron en lezer. En hoe onzichtbaarder, hoe beter.

Gelukkig was ik voor Berend onzichtbaar genoeg.