In dit ingezonden opiniestuk pleiten onderzoeker Nicolina Montessori en lector Marlies van Steenbergen voor het Socratisch gesprek en literatuur bij élke HU-opleiding.
In het meest recente Programme for International Student Assessment (PISA, in pdf) onderzoek naar vaardigheden en kennis van 15-jarigen in wiskunde, lezen en natuurwetenschappen en hoe ze deze kennis toepassen in het dagelijks leven, blijkt dat het niet goed gaat met het onderwijs in Nederland. Gestaag is de positie van Nederland gedaald.
Een van de zaken waar het rapport naar kijkt is leesvaardigheid. Binnen PISA wordt leesvaardigheid gedefinieerd als: “Leesvaardigheid is het begrijpen van, gebruiken van, evalueren van, reflecteren op en omgaan met teksten om je doelen te bereiken, je kennis en potentieel te verruimen en deel te nemen aan de maatschappij.” (OECD, 2019, p. 28).
Tussen 2015 en 2018 zette wat betreft leesvaardigheid een algemene daling in, ook binnen de gehele EU. Tussen 2018-2022 zette de daling zich voort. Nederland stond jarenlang hoog boven het gemiddelde van de EU. Maar in 2015 stond het nog net boven het gemiddelde. Nu heeft het een duik naar beneden gemaakt. Nederland scoort in Europa nu op de een-na-onderste plaats.
De toets kent zes niveaus, waarbij 6 het hoogste niveau is en 1 het laagst. In Nederland haalt 33 procent van de 15-jarigen niveau 2 niet, vergeleken met 24 procent in de EU. Dit betekent dat 33 procent van de 15 jarigen een reële kans loopt om als laaggeletterde de school te verlaten. Dat houdt het risico in dat zij niet goed mee kunnen draaien in de maatschappij, moeite zullen hebben om banen te vinden en minder weerbaar zullen zijn. In dit artikel gaan we vooral in op de maatschappelijke waarde van taal, waarvoor geletterdheid de basis vormt.
De kracht van taal
De kracht van taal is enorm. Met lezen, luisteren, schrijven en spreken kunnen we veel bereiken. We ontwikkelen ons inlevingsvermogen door literatuur te lezen en ons te verplaatsen in anderen. We scherpen ons eigen denken door onze redeneringen op te schrijven en helpen elkaars denken aan te scherpen door het voeren van (socratische) gesprekken. Ook vinden we verbinding met anderen door te luisteren, open vragen te stellen en inclusief taalgebruik. We lossen complexe problemen op door metaforen te gebruiken en vraagstukken vanuit verschillende perspectieven te bekijken.
Taal is bovendien leuk. Taal geeft veel ruimte voor creativiteit: je kunt er mee schrijven, bloggen en vloggen, nieuwe woorden bedenken, spelen met de vele mogelijke stijlvormen, waaronder ironie. Metaforen helpen om betekenissen te duiden en (anders) te bezien. Niets kan ons zo aan het denken zetten als een nieuw concept of het op een nieuwe manier gebruiken van een bestaand concept (conceptual engineering). Het is leuk om te vergelijken hoe iets wordt gezegd met mensen uit andere culturen. Meertaligheid is een verrijking.
Taal en ons beeld van de wereld
De kracht van taal kan niet overschat worden. Met onze woordkeus scheppen we impliciet beelden die ons denken een bepaalde kant opsturen. Een voorbeeld daarvan is het gebruik van metaforen. Zo is ongeveer een eeuw geleden het beeld ontstaan dat organisaties beschouwd moeten worden als geoliede machines. En met dit beeld van machines krijgen we gratis de bijbehorende concepten als structuur, input en output, en, bovenal, efficiëntie.
Nu, een eeuw later, staat alles wat we doen ten dienste van de efficiëntie en is het vrijwel onmogelijk geworden om de noodzaak tot efficiëntie ter discussie te stellen en ruimte te openen voor processen, voor het organische, voor reflectie, ethiek en verantwoordelijkheid.
Ondanks de rijkheid van taal, is het maatschappelijk gesprek grotendeels verarmd tot een gesprek over kosten en baten. Door de machine metafoor en bijbehorende kwantificering van de maatschappelijke werkelijkheid, zijn we in de hegemonie van het rendement-denken beland. Rendement denken gaat om investeringen en winstverwachtingen. Ondernemerschap is belangrijker dan burgerschap. Zo zei Jan de Jong, oud toezichthouder gaswinning in Groningen:
“Mensen worden door de overheid als objecten gezien, niet meer als individuen met hun eigen waardigheid. De ene na de andere bewoner gaat eraan onderdoor en als we niet uitkijken de hele samenleving.” (Jan de Jong in een interview met Wubby Luyendijk (NRC, 5 juni 2023))
We zijn als maatschappij vastgelopen in een door marktwerking gereguleerde samenleving waarin we van crisis naar crisis hollen. Een samenleving waarin het ontbreken van ethische reflectie steeds urgenter gemist wordt. Publieke dialoog en verbeeldingsvermogen zijn uit beeld verdwenen. Publieke dialogen tot in de Tweede Kamer aan toe zijn te vaak kort (tweets), agressief (schieten vanuit de eigen bubbel) en losgeslagen van een feitelijke basis. Weten we eigenlijk nog wel het verschil tussen een gesprek en een discussie?
De publieke sector wordt grotendeels als kostenpost gezien, net als het milieu, de kunsten en de taal- en menswetenschappen op universiteiten. Onderliggend probleem hierbij is dat de cultuur van markt- en rendement-denken blind is voor intrinsieke waarden van bijvoorbeeld de kunsten, de natuur, een goed werkende publieke sector die voor maatschappelijke stabiliteit zorgt. Was dit inzicht er wel, dan zou een klimaat kunnen ontstaan om in dergelijke zaken te investeren in plaats van ze als ‘kostenpost’ te zien.
Maar ook investeren is een machine metafoor begrip. Wat zou er gebeuren als we de economische taal eens geheel loslieten? Zouden we elkaar dan nog wel kunnen begrijpen? Of zijn we zo ingekapseld in het economische narratief dat we er niet meer uit kunnen breken om met een andere blik naar de wereld te kijken?
Wat zou er gebeuren als we de maatschappij bezien als een stromende rivier, constant in verandering, niet te beheersen, maar wel te beïnvloeden? Of als een ecosysteem waarin verschillende mensen in onderlinge afhankelijkheid met elkaar samenleven? Dan krijgen we opeens heel ander taalgebruik en heel andere gesprekken. Dan ontstaat er opeens ruimte om de waarde te zien van kunst, van de natuur, van menswetenschappen. In tijden van digitalisering, dreigen wij te vergeten dat mensen belichaamde, aardse wezens zijn die leven in concrete contexten.
Taal en onze relatie met de ander
Samenleven kan niet zonder talige afwegingen tussen mensen. Door met elkaar in gesprek te gaan kunnen we afwegingen maken, argumenten uitwisselen, prioriteiten stellen en nieuwe initiatieven starten. Zo kan taal helpen om elkaar te leren kennen, te leren van verschillen en te zoeken naar wat we gemeen hebben. Op deze manier werkt taal verbindend. Door taal kunnen wij gedeelde beelden voor de toekomst ontwikkelen en daar gezamenlijk naar toeleven. Door taal kunnen wij waarden verwoorden die wij belangrijk vinden en zo een stip op de horizon tekenen waar wij als maatschappij naar toe willen leven.
Wij hebben taal nodig om nieuwe ideeën en oplossingen te genereren. We hebben taal nodig om individueel en samen met anderen de voor ons liggende keuzes te analyseren in relatie tot de consequenties, voor- en nadelen van elke optie voor minderheden en meerderheid en voor het milieu. Wij hebben taal nodig om ons onderling te verbinden, ondanks en dankzij de verschillende belangen die wij hebben.
Meer taal in het hoger onderwijs curriculum
We kunnen ons afvragen of er in het onderwijs genoeg wordt gedaan aan burgerschapsvorming. En worden studenten voldoende voorbereid op de complexe, heterogene samenleving waarin wij nu leven? Worden we wel getraind in deliberatief en reflectief taalgebruik dat nodig is om met elkaar in gesprek te gaan en gezamenlijk een werkende samenleving op te bouwen?
Om de hegemonie van de markttaal te doorbreken en als samenleving samen na te denken over hoe we een inclusieve maatschappij kunnen bouwen, stellen wij, moet taal weer stevig in de curricula van alle opleidingen komen. En dan hebben we het niet zozeer over grammatica, maar over de liefde voor taal.
Wij pleiten voor het integreren van meer taal in het curriculum van elke opleiding van de HU. Door, bijvoorbeeld, het trainen van studenten in het Socratisch gesprek om het denken aan te scherpen, het integreren van literatuur(fragmenten) in het lesmateriaal om het inlevingsvermogen te versterken, en het gebruik van metaforen te bevorderen om studenten met een nieuwe blik naar vraagstukken te laten kijken.