De Jehovah’s Getuigen hebben een kort geding dat zij aanspanden tegen de Universiteit Utrecht en de staat verloren. Donderdag is het rapport over seksueel misbruik binnen deze gemeenschap openbaar gemaakt. Volgens onderzoeker Kees van den Bos is het een belangrijke uitspraak. De rechter geeft de wetenschappers de ruimte om vrij hun onderzoek uit te voeren, schrijft universiteitsblad DUB.
Dat de Universiteit Utrecht de uitkomst van een wetenschappelijk onderzoek in een rechtszaal op voorhand moest verdedigen, is voor zover bekend niet eerder voorgekomen. De Jehovah’s Getuigen gingen er, zoals de hoogleraar Psychologie en Rechtswetenschap Kees van den Bos het tijdens een persconferentie verwoordde, ‘met gestrekt been in’. Ze verzochten de rechter om publicatie van het rapport over seksueel misbruik binnen de gemeenschap te voorkomen. Volgens de Jehovah’s Getuigen was het onderzoek feitelijk onjuist en buitengewoon lasterlijk voor de kerkgenootschap. Ze noemden het rapport een belediging voor het geloof. Tijdens een kort geding achter gesloten deuren hadden ze woensdag ruim de tijd genomen om hun bezwaren toe te lichten.
Op de vierde verdieping van het gerechtsgebouw in Utrecht deed de rechter donderdag onder toeziend oog van een leger journalisten zijn uitspraak. Vooraf waren de onderzoekers gespannen over de uitkomst. Hoe kon een rechter in één dag beoordelen of de wetenschappers hun werk goed hadden gedaan?
In de uitspraak gaf de rechter aan de vrijheid van meningsuiting hoog in het vaandel te dragen, ook voor wetenschappers. Hij moest een afweging maken tussen de mogelijk onevenredige schade die de publicatie van de bevindingen zou kunnen toebrengen aan de Jehovah’s Getuigen en het maatschappelijk belang van het openbaar maken van de resultaten. De rechter gaf aan terughoudend te willen zijn met toetsing vooraf. Hij noemde dit een uitzonderlijke situatie. Uiteindelijk bleek het maatschappelijk belang voor de rechter zwaarder te wegen. ‘Dit is niet zomaar een willekeurige publicatie. Dit rapport kwam tot stand in opdracht van de volksvertegenwoordiging.’
Geen waarheidsvinding
De rechter achtte het niet bewezen dat dit rapport slechte wetenschap zou zijn, zoals de Jehovah’s Getuigen beweerden.’Het rapport maakt duidelijk dat het niet om waarheidsvinding gaat, maar om een onderzoek naar de wijze waarop de kerk omgaat met meldingen van seksueel misbruik. De wetenschappers geven zelf aan in het rapport dat ze bepaalde zaken niet hebben kunnen vaststellen en pleiten voor vervolgonderzoek.’
Zo ging de rechter alle kritiekpunten van de Jehovah’s Getuigen langs en verwierp deze steeds op basis van teksten uit het rapport. De Jehovah’s Getuigen verweten de Utrechtse onderzoekers onder meer dat ze met anonieme online vragenlijsten hebben gewerkt waardoor mensen de vragenlijst meerdere malen hadden kunnen invullen. De rechter beaamde dat, maar gaf aan dat de wetenschappers hun keuze goed hadden onderbouwd en voldoende hadden aangegeven dat een eventuele overlap niet ten koste is gegaan van de kwaliteit van de uitkomsten van het onderzoek. De mensen die misbruik melden, worden in het rapport ook consequent ‘vermeende slachtoffers’ genoemd.
Gevaarlijk precedent
De wetenschappers vertelden na afloop tijdens een persconferentie dat ze een hectische tijd achter de rug hadden. ‘Een gerechtelijk verbod past niet in de wetenschappelijke wereld. Een verbod zou een gevaarlijk precedent zijn’, zei Marie-Jeanne Schiffelers die als adviesonderzoeker bij het departement Bestuurs- en Organisatiewetenschap werkt. ‘Anders zou het idee kunnen ontstaan dat wetenschap ook maar een mening is.’
Dit werd bevestigd door Gerty Lensvelt-Mulders, directeur van het Wetenschappelijk Onderzoek en Documentatie Centrum in wiens opdracht het onderzoek is uitgevoerd. ‘Als WODC hebben we vaak met gevoelig onderzoek te maken. Maar zoiets hebben we nog nooit meegemaakt. Dit onderzoek werd begeleid door een begeleidingscommissie en ik ben blij dat de rechter heeft aangetoond dat er voldoende checks en balances in het proces waren.’
Aanbevelingen
In het onderzoek, dat donderdagmiddag openbaar is gemaakt, hebben 751 deelnemers hun ervaringen gedeeld. Daarnaast zijn er tien diepte-interviews uitgevoerd. Ook is gesproken met bestuursleden van de Jehovah’s Getuigen en met ouderlingen. Het doel was inzicht te krijgen in hoe de kerkgemeenschap omgaat met meldingen en te onderzoeken in hoeverre de geslotenheid van de gemeenschap daar een bij rol speelt. Daarbij is ook naar internationale literatuur gekeken.
Uit het onderzoek blijkt dat respondenten erg ontevreden zijn over de manier waarop de kerk met hun meldingen is omgegaan. Diezelfde mensen waren meer tevreden over de manier waarop ze bij de politie zijn behandeld. In het rapport worden enkele aanbevelingen gedaan, waaronder het instellen van een intern meldpunt, het verplicht maken van een melding bij de politie en het geven van cursussen aan ouderlingen zodat ze beter met de meldingen om kunnen gaan.
Onderzoeksleider Kees van den Bos zegt dat hij tevreden is met de wijze waarop de rechtsstaat zijn werk heeft gedaan. ‘De uitspraak van de rechter is een pleidooi voor de vrijheid van de wetenschap. Je moet als onderzoeker in alle vrijheid je werk kunnen doen en dan beoordeeld worden op het resultaat. Ik ben blij dat de rechter heeft aangegeven dat dit een goed wetenschappelijk werk is. Het ging in dit rapport om de omgang van de kerkgenootschap met seksueel misbruik, niet om de omvang. In die zin was het niet representatief. Wij hebben ook precies aangegeven waar de aandachtspunten zitten en pleiten voor vervolgonderzoek.’