Bij docenten van het Instituut Social Work is stevige kritiek op de gang van zaken rondom de onderwijsinnovatie. Die leidt tot onrust, hoge werkdruk en toename van de sociale onveiligheid, meldt de instituutsraad. De raad doet een aantal dringende adviezen.
Dat staat in een evaluatierapport (inloggen nodig) over de onderwijsinnovatie bij de opleiding Social Work, dat dinsdag 19 december naar instituutsdirecteur Elise Nauta is gestuurd. In november heeft de instituutsraad zijn oren te luisteren gelegd bij de docententeams. De raad is ‘geschrokken’ van de veelal negatieve reacties bij docenten: ‘De werkdruk is sterk toegenomen, er is sprake van meer onveiligheid en het werkplezier is steeds verder te zoeken.’
Nieuwe bachelor
De toegenomen werkdruk komt onder meer door de vernieuwing van het curriculum van de nieuwe bachelor Social Work. Die is ontstaan door een fusie van de opleidingen Sociaal Pedagogische Hulpverlening (SPH), Maatschappelijk Werk en Dienstverlening (MWD) en Culturele en Maatschappelijke Vorming (CMV).
Dit studiejaar is de propedeuse van de bachelor van start gegaan. De hoofdfase wordt ontwikkeld en ingevoerd in het lopend jaar en de komende periode . Daarnaast komen er aanpassingen bij de deeltijdopleidingen omdat die meedoen aan een proef met flexibel onderwijs en is er een master in de maak.
Kritische signalen
In de evaluatie van de instituutsraad staat ferme kritiek op de gang van zaken bij de onderwijsinnovatie. Een greep: de besluitvorming was niet transparant, informatievoorziening schoot tekort, expertise van eigen medewerkers is te weinig gebruikt en het management lijkt niets te doen met veel kritische signalen. Ook meldt het rapport een leiderschapsstijl ‘waarbij weerstand wordt opgeroepen en onveiligheid wordt ervaren’.
De raad komt met een aantal aanbevelingen: stoppen met het ‘intimideren’ van medewerkers, een betere facilitering voor de werkzaamheden, transparantie in de besluitvorming, herstel van vertrouwen door het organiseren van vaste inspraakmomenten en een goede informatieverschaffing. Daarnaast schrijft de instituutsraad dat managementleden zich moeten ‘bezinnen op eigen rol en positie’ bij het ‘verslechteren van de werkcultuur’ en het ‘mismanagen’ van de onderwijsinnovatie.
Begroting afgekeurd
Volgens Roy Leunen, voorzitter van de instituutsraad, kent de directie al langer de de kritiek van het personeel. ‘Voor de zomer heeft de raad een bijeenkomst georganiseerd waar deze kritiek al werd geuit. Dat was aanleiding voor de procesevaluatie van de onderwijsinnovatie.’
Inmiddels zijn het Managementplan 2018-2020 van Social Work en de instituutsbegroting 2018 afgekeurd. Vicevoorzitter Gerian Alofs: ‘De faciliteiten die voor onderwijsinnovatie zijn uitgetrokken, zijn onvoldoende. Dat is een van de redenen voor de instituutsraad om deze plannen af te keuren.’
De raad wil in een overleg met de directie op 9 januari uitsluitsel over de manier waarop actie wordt ondernomen.
Elise Nauta, directeur van het Instituut Social Work, beseft dat het ontwikkelen van een nieuwe opleiding niet eenvoudig is. Ze erkent dat er sprake is van een te hoge werkdruk in de propedeuse en wil samen met docententeams werken aan een verbeterplan.
In een reactie stelt Nauta: ‘In het instituut is een enorme verandering aan de gang. Het ontwikkelen van een nieuwe bacheloropleiding Social Work, voortkomend uit bestaande opleidingen, heeft veel voeten in de aarde. We werken aan Sterk Sociaal Werk. We innoveren participatief en lerend. Er zijn veel docenten en studenten vanuit alle opleidingen bij betrokken. Met hart en ziel werken we aan een nieuw ontwerp. Dit doen we samen met de praktijk en het Kenniscentrum Sociale Innovatie.
Deze omvangrijke verandering vraagt veel van de medewerkers. De brief van de propedeusedocenten en de evaluatie van de instituutsraad benoemen punten die verbeterd moeten worden. Vooral op het gebied van communicatie is er nog veel te winnen. Wat we hebben geleerd van het eerste jaar innoveren passen we nu toe in de innovatie van het tweede jaar. Dat neemt niet weg dat er nu een te hoge werkdruk in de propedeuse is. Dat pakken we aan in samenspraak met het betrokken team. Dit is de basis om tot passende maatregelen te komen.
Op basis van gesprekken met betrokkenen, waaronder de gemeenschappelijke opleidingscommissie, instituutsraad en docententeams maken we een verbeterplan.’