De ministers van Onderwijs en Economische Zaken vinden dat universiteiten en hogescholen hard genoeg werken aan hun eigen profiel. Daarom behouden ze allemaal de financiering die daarvoor bestemd is.
Het gaat om twee procent van de overheidsbekostiging voor de komende twee jaar. De bewindslieden baseren zich op een tussentijds advies van de reviewcommissie, die de voortgang van de prestatieafspraken beoordeelt.
De instellingen herordenen hun onderwijs, schrijft minister Bussemaker goedkeurend, en ze vormen zwaartepunten in hun onderzoek.
De tussentijdse beoordeling gaat niet over het studiesucces van studenten en andere ‘kwantitatieve indicatoren’, waarover de instellingen ook prestatieafspraken hebben gesloten. Daarop worden de instellingen pas over twee jaar afgerekend.
Kwaliteitscultuur
Sommige instellingen wijzen op het risico dat het studiesucces een doel op zich wordt en ten koste gaat van de kwaliteit. Dat is niet de bedoeling, onderstreept de minister in de brief. 'Het gaat erom een kwaliteitscultuur te stimuleren, een cultuur waarin kwaliteit van onderwijs en onderzoek wordt bevorderd.'
De reviewcommissie heeft overigens wel even naar de doelstellingen op het gebied van studiesucces gekeken, zonder een oordeel te vellen. Universiteiten lijken hun doelen wel te halen: steeds meer academische studenten ronden hun opleiding op tijd af. Maar hogescholen krijgen het lastig.
Beperkt bedrag
Van de overheidsfinanciering is zeven procent gereserveerd voor prestatiebekostiging. Twee procent daarvan is voor profiel en zwaartepuntvorming. Vijf procent hangt af van een waaier aan indicatoren, waaronder het studiesucces van studenten: hoeveel halen hun diploma en hoe snel doen ze dat?
Bussemaker wil niet op de eindbeoordeling van hogescholen vooruitlopen, maar zegt wel dat ze liever het niveau ziet stijgen dan het ‘rendement’ van de opleidingen. Mochten de hogescholen uiteindelijk op hun budget worden gekort omdat het studiesucces te laag is, dan gaat het slechts om een beperkt bedrag, meent Bussemaker: een derde van die vijf procent, oftewel 1,7 procent.
Centres of expertise
In het hbo zijn, zoals afgesproken, ook zeventien centres of expertise opgericht. Daarin werken hogescholen en bedrijfsleven samen aan praktijkgericht onderzoek. Slechts één ervan krijgt in de tussentijdse beoordeling een onvoldoende en verliest zijn bekostiging. Dat is het Centre of Expertise Persoonlijk Meesterschap van Hogeschool de Kempel en enkele andere kleinere pabo’s. Dit centre zich richt op ‘bezielde professionaliteit’ in het onderwijs en de jeugdzorg, maar de toekomstige financiering is onzeker en de projecten zijn nog niet ver genoeg gevorderd.