Onze columniste Noah Moeys is terug van haar stage in het Amazonegebied. Ze vervolgt haar columns vanuit een studentenkamer in het IBB, Utrechts bekende studentencomplex aan de Ina Boudier-Bakkerlaan. Tijdens een tochtje fietst ze een stukje samen met een leuke jongen en is dankbaar dat zo’n ontmoeting ‘gewoon’ weer kan.
Ooit in een ver verleden heb ik de acteurs-(voor)opleiding gedaan. We leerden toen over method acting, waarbij je je volledig probeert in te leven in de rol die je gaat spelen. Dit is een column over method writing.
Tweede pinksteravond. Ik fiets van Vinkeveen naar Utrecht en het is prachtig. Ieder gehucht wat ik doorkruis is bruisend van energie, blije mensen en geluk. Langs de Vecht springt een lammetje door het zwierende gras, bootjes kabbelen voorbij en terrassen zitten voor het eerst in lange, lange tijd vol. Ik lach, de mensen lachen, Nederland lacht. Het mag weer, het kan weer en we leven weer.
Bij Zuilen zie ik een leuke jongen voor me fietsen. In het kortdurende moment waarop mijn racefiets zijn gammele opafiets voorbij sjeest, kijkt hij me aan met sprankelende ogen. We maken een praatje, fietsen samen een stukje verder en ik ben dankbaar dat zo’n ontmoeting ‘gewoon’ weer kan.
Dit moet in een column, denk ik wanneer ik met rood hoofd van de inspanning en mijn blauwe helm gepleisterd aan mijn bezwete hoofd thuiskom. Dit gevoel, zo uitgelaten en teugelloos, dat iedereen in de twintig kilometer die ik afleg lijkt te delen.
Maar die avond moet ik nog mijn huistaak doen. En nadat ik het haar uit het doucheputje heb gevist en de beschimmelde aardbeien van Fleur heb geroken, ben ik niet meer in de stemming om die column te schrijven. Morgen dan maar, denk ik, ik heb nog een dag.
Maar morgen, dat is nu vandaag. En vandaag heb ik lamlendige uren colleges via Teams gevolgd. Daarbij is het een overdonderende 27 graden buiten. Brandend, bradend en bakkend lig ik als een zeester in een zitzak Spaanse woordjes te leren.
Hoe graag ik het ook wil, de column over het geluksgevoel van gisteren: het lukt niet. Mijn hoofd is te duf. Twee halve misbaksels verder bedenk ik me dat ik dat gevoel maar moet opzoeken, me moet inleven in de Noah van gisteren. Hoe moeilijk kan dat zijn?
Precies vijf minuten nadat ik in fleurige hawaiiblouse op mijn racefiets stap, kom ik langs café Flater. Drie vrienden zitten aan een tafeltje en miraculeus genoeg is er een stoel vrij. Ik ben onderzoek aan het doen! roep ik dapper wanneer de barman langskomt, maar al snel is het eerste witte tapbiertje in maanden besteld.
Het bijkletsen, het samenzijn, het lachen en het genieten: dat montere gevoel is er weer. De grote motor die de Nederlandse samenleving is, lijkt langzaam maar zeker weer op te starten. En oh, wat is dat ontzettend fijn.