Bekend!

‘Op de HU nemen de studenten me zoals ik ben’

Foto: Kees Rutten

In onze serie (on)bekende gezichten aan de HU: Peter Liesting werkt 4 jaar bij de HU, als huismeester op Padualaan 99. We spreken hem over studenten, autisme en boogschieten.

Hoe kwam je bij de HU terecht?
‘Via een jobcoach. Ik kwam na mijn scheiding weer terug in mijn geboortestad Harderwijk. Ik had altijd administratie gedaan, maar dat hing me de keel uit. Dus ik zocht naar iets nieuws, maar kreeg de ene afwijzing na de andere. Mijn jobcoach vond deze baan voor me. Ik had ondertussen een opleiding tot facilitair medewerker gevolgd en daarom werd ik gekozen. Ik had daar geleerd om simpele reparaties te verrichten. Lampjes en batterijen vervangen, dat werk.’

Wat moet je doen bij de HU?
‘Ik werk vijf dagen per week en begin elke ochtend om half acht. Dan kijk ik of er nog iets klaargezet moet worden. Bij afstudeerzittingen en diploma-uitreikingen bijvoorbeeld. Dan zetten wij de stoelen goed, de statafels klaar of eventueel een buffet. Ik breng ook de post naar de receptie, want die wordt bezorgd bij de buren. Verder help ik studenten, die weten soms niet waar ze moeten zijn. In de fietsenstalling kom ik ook elke dag, dan zet ik de fietsen die verkeerd gestald zijn op een willekeurige plaats terug. Mogen ze lekker zoeken.’

Wat vind je leuk aan het werk?
‘Alles. Ik zou het niet meer willen missen. Ik moet elke dag een uur rijden, maar als ik iets dichterbij zou kunnen krijgen, zou ik het afslaan. Het is leuk om met mensen te werken en lekker rond te lopen. In het begin kwam ik elke dag uitgeput thuis. Inmiddels voel ik me hier vertrouwd en geeft het me energie. De HU is minder prestatiegericht dan andere bedrijven. Zolang ik netjes mijn taken afrond, is het goed.’

‘Mama zei: Er is iets aan de hand.’

Wat doe je als je niet werkt?
‘Ik bouw modelschepen, soms wel vier tegelijk. De onderdelen bestel ik per post en ik ben urenlang aan het klooien met touwladders, masten en lijn.

Op zaterdag ga ik naar de schietvereniging om te schieten met een pijl en boog. We zijn met zeventig man en schieten op het erf van een boer.  We maken een dolletje en proberen het blazoen te raken, drie uur lang. Ik ben licht autistisch en vind het daardoor eng om vreemde mensen aan te spreken. In een vertrouwde omgeving voel ik me goed.’

Heb je last van je autisme?
‘Ja, vooral in mijn vrije tijd. Op de basisschool ging het goed, maar op de MAVO liep het verkeerd. Ik werd gepest, ging spijbelen en kreeg slechte cijfers. Mama zei: ‘Er is iets aan de hand’ en stuurde me naar een psychiater. Die concludeerde dat ik een lichte vorm van autisme heb. Dat verklaarde waarom ik teruggetrokken was en vaak het overzicht verloor. Mijn moeder wilde dat ik me ontwikkelde. Ze ging naar de directeur van een MAVO vroeg of hij het aandurfde met mij. Hij zei: ‘We gaan kijken hoe ver hij komt. Als hij certificaten krijgt is het mooi en als hij zijn diploma haalt, zijn we helemaal tevreden.’ Ik heb het vervolgens netjes afgerond. Maar mijn moeder was iets te sturend. Haar leek administratie de goede richting, maar ik ben liever met mensen bezig.

‘Zo denigrerend. Ik moest even bijkomen’

Voor mij is het prettig als iemand eerst even iets over zichzelf vertelt voordat hij meteen iets aan mij vraagt. Ik moet even wennen. Wees niet opdringerig. Ik kan ontzettend genieten als ik anderen plezier zie hebben, maar weet zelf niet altijd wat te zeggen. Laatst riep ineens iemand:  ‘Hey, kun je het allemaal nog zien met je bril?!’ Zo denigrerend. Ik moest even bijkomen. Daarna zocht ik hem op en vroeg hem of hij het normaal vond om zo te doen. Toen was hij stil.

Ik was zes jaar getrouwd. Maar mijn vrouw bleek niet eerlijk. Ik wilde weg, voordat het nog slechter zou worden. Dat koste een hoop gedoe met papieren, waardoor ik beter weer bij mijn ouders kon gaan wonen. Mijn moeder werd ongeneeslijk ziek en dat duurde lang. Afgelopen februari overleed ze. Ze had net gehoord dat ik de sleutel van mijn nieuwe huis had gekregen. Het is alsof ze het toen los kon laten. Het leven, bedoel ik.

Toen mijn moeder net dood was, had ik er vrede mee. Ik dacht dat ik haar niks meer te vragen had. Maar nu is dat anders. Ik zou haar nog van alles willen vragen. ‘Mam, hoe maak jij jouw nasi? Of je kruidencake?’ Nu mis ik haar.’

Waar droom je nog van?
‘Ik droom nergens van want ik heb alles wat ik zou willen. Ik weet niet of ik nog een vrouw kan vertrouwen. Ik denk het wel. Soms voel ik mijn hart weer een beetje open gaan, als ik met iemand praat. Maar een nieuwe liefde is geen noodzaak. Ik heb genoeg leuke dingen om handen. Deze zomer komt het wereldkampioenschap boogschieten naar Den Bosch. Daar ga ik heen. Fantastisch. Dat komt daarna nooit meer voor.

Soms zien mensen dat ik anders ben. Dat zie ik wel. Dan vraag ik: ‘Valt je iets op aan mij?’ Meestal zeggen ze dan van niet. Op de HU nemen de studenten me zoals ik ben, maar tegen alle anderen zou ik willen zeggen: “Doe moeite om iemand te leren kennen. Ga niet af op je eerste indruk.” ‘