Columns

Openbaar vervoer

Met mijn artistieke Chinese aanwinst opgerold in een langwerpige kartonnen vierkantige doos, loop ik naar het Paleis van de Hemelse Vrede waar ik het officiële neerhalen van de Chinese vlag bijwoon. Openbaar vervoer in China is goedkoop. De bus kost nog geen dubbeltje. (In Hasselt, België, is het openbaar vervoer trouwens gratis en daardoor is het aantal passagiers toegenomen en het autoverkeer in de binnenstad afgenomen.) Terug naar mijn hotel neem ik de subway. Voor 20 cent kan je onder de grond van het ene eind naar het andere eind van Beijing, een stad van een kleine 20 miljoen inwoners.

Gelukkig staan de namen van de metrostations in het Engels aangegeven. Als ik een kaartje koop laat iemand zien dat je het plastic kaartje voor een icoontje bij het tourniquet moet houden, dan gaat het poortje vanzelf open. Bij het zesde station stap ik uit en houd mijn kaartje weer langs het icoontje. Maar dan gaan bellen rinkelen en boven het tourniquet verschijnt een rood kruis, waar eerst een groene pijl stond. Ik besluit bij de volgende Chinees die er door gaat, razendsnel aan te sluiten. Hij merkt ’t niet, maar het poortje wel. Weer gaan alle bellen rinkelen, maar ik doe alsof m’n neus bloed en loop door.