Veel hbo-juristen kiezen voor een vervolgopleiding aan de universiteit. Als ze meteen gaan werken, doen ze dat vaker bij gemeenten en verzekeraars dan bij een advocatenkantoor of een rechtbank.
De gevestigde orde van advocaten, notarissen en rechters is nogal behoudend, meent advocaat en wetenschapper Suzanne de Rooij. Deze week promoveert ze aan de Open Universiteit op een proefschrift over de positie van afgestudeerde hbo-juristen.
Advocatenkantoren weten nog altijd niet goed hoe ze taken en functies kunnen opsplitsen voor verschillende opleidingsniveaus, stelt De Rooij. Sommige kantoren hebben de functie van advocaat-assistent in het leven geroepen, maar anderen weten niet goed wat ze met hbo’ers aan moeten.
Overigens weten veel afgestudeerden zelf ook niet goed wat ze kunnen bijdragen. Daarom adviseert De Rooij opleidingen om het ‘merk’ hbo-jurist te versterken, bijvoorbeeld door minoren beter af te stemmen op de verschillende functies waarin een hbo-afgestudeerde aan de slag kan.
Hoewel hbo’ers met een bachelor rechten over het algemeen tevreden zijn over hun aansluiting op de arbeidsmarkt, kiezen veel van hen toch voor een academische vervolgopleiding. Daarmee kunnen ze alsnog rechter of advocaat worden.
Toen de hbo-bacheloropleidingen in 2002 in het leven werden geroepen, sloot de academische rechtenwereld de rijen. Zelfs een hbo-student die na een schakeltraject een universitaire master had gevolgd, mocht geen toegang krijgen tot de rechter-, notaris- of advocaatopleiding. Dat recht hadden alleen masters met een universitair bachelordiploma op zak.
Dat standpunt bleek niet houdbaar. In 2008 werd alsnog besloten dat iedereen met de juiste opleiding in principe toegang heeft tot de zogeheten togaberoepen.