Nieuws

Rekenvete is zinloos

De staartdeling is niet heilig, maar kan ook weinig kwaad: op de basisschool is de leraar belangrijker voor het rekenonderwijs dan de gebruikte lesboeken. Intussen verslechtert het rekenonderwijs.

Dat stelt de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen in een advies dat staatssecretaris Van Bijsterveldt gisteren in ontvangst nam. Het genootschap van topwetenschappers moest een oordeel vellen in de vurige strijd tussen nieuwlichterij en nostalgie in het rekenonderwijs.

Het blijkt van weinig belang of leerlingen nu met de zogeheten ‘realistische’ methode leren rekenen of met de ‘traditionele’. De ene leraar krijgt meer voor elkaar dan de andere, en dat staat los van de gebruikte lesmethode.

Het was dus een zinloze vete. Erger nog, de polemiek heeft onderzoekers ervan weerhouden tot de kern van de zaak te komen, schrijft KNAW-president Robbert Dijkgraaf. Want het rekenonderwijs hobbelt achteruit. De opleiding en nascholing van leerkrachten zou eens wat beter tegen het licht moeten worden gehouden. Want de leraar krijgt op de pabo maar één uurtje rekenen per week.

Dat is inderdaad te weinig, vinden ook de hogescholen. De HBO-raad haast zich te melden dat de plannen om het rekenonderwijs te verbeteren al vergevorderd zijn: het aantal lesuren rekenen zal op de pabo toenemen naar vijf per week.

Overigens is er wel een klein verschil tussen de twee lesmethodes. ‘Realistisch rekenonderwijs stelt wellicht hogere eisen aan de leraar dan traditioneel rekenonderwijs’, merken de onderzoekers op.

Tegenstanders van het traditionele rekenen vinden dat leerlingen te mechanisch leren rekenen. Met allerlei trucjes als de staartdeling komen ze tot de juiste uitkomst, maar ze krijgen geen gevoel voor getallen en verhoudingen. In het ‘realistische’ rekenen moeten leerlingen zelf leren inzien hoe ze een som moeten aanpakken.

Kritiek op het nieuwe rekenen behelst vooral de slordigheid: leerlingen zouden aardig kunnen schatten wat een uitkomst is, maar ze werken niet precies genoeg. Bovendien zouden ze te veel tijd kwijt zijn aan de verhaaltjes waarin de sommen zijn verpakt en niet genoeg routine opbouwen.

Tot een goed gesprek komt het zelden. Zoals de commissie het kernachtig verwoordt: ‘Sommige deelnemers aan de discussie vertonen de neiging door hen niet gewenste elementen in negatieve zin te vervormen. Oefenen wordt stampen, de inzet van betekenisvolle contexten wordt een cursus begrijpend lezen genoemd. "Leidt routine tot begrip of leidt begrip tot routine?" wordt een kernvraag, terwijl het een zinloze simplificatie is; leerprocessen zijn complexer. Dergelijke typeringen maken het onmogelijk om de verschillende standpunten tot elkaar te brengen.’

http://www.knaw.nl/cfdata/nieuws/nieuws_detail.cfm?nieuws__id=758