Nieuws

Robbie wordt herkend op straat

Robbie Kammeijer is net afgestudeerd aan de School voor Journalistiek en maakte op 1 september zijn debuut als presentator van het NOS Jeugdjournaal. Voor veel journalisten een droombaan en voor hem helemaal: hij bereidt zich er al sinds de basisschool op voor.

‘Laatst was ik voor m’n verhuizing oude schoenendozen aan het doorspitten. Eén schoenendoos zat vol cassettebandjes met daarop zelfgemaakte radio-uitzendingen. Sommige gingen echt over nieuws en ik had zelfs met de xylofoon ‘jingletjes’ ingespeeld. Andere bandjes waren hele hoorspelen met m’n zus. Dat zat er toen al in, ja’.

Robbie Kammeijer wandelt al pratend ontspannen door het NOS-gebouw. Hij is hier sinds z’n stage twee jaar geleden meer uren geweest dan thuis. Thuis, dat was eerst bij z’n ouders in Huis ter Heide bij Zeist, maar tegenwoordig in Utrecht. Sinds twee maanden woont hij op zichzelf en is hij het nieuwe presentatiegezicht van het Jeugdjournaal. Een boel grote veranderingen. Kammeijer: ‘Op 1 september startte Robbie 2.0, zeg maar. Dat wordt toch niet je kop, hè?’

Kammeijer groeit op in een protestants gezin onder de rook van Utrecht in Huis ter Heide. Hij doet VWO aan het Herman Jordan Montessori-lyceum in Zeist en weet dan al wat hij wil worden: journalist.

Wist je dat echt al op de middelbare school?
‘Ongeveer wel, ja. Er waren dus die cassettebandjes en ook zelfgemaakte krantjes die ik voor tien cent of een kwartje aan familie probeerde te slijten. Ook herinner ik me dat ik aan m’n bureautje wel eens journaaltje heb gespeeld, met een stapel papiertjes en dat ik dan na zoveel woorden een papiertje naar links legde. Op de middelbare school zat ik bij de schoolkrant en toen werd Kidsweek opgezet, de weekkrant voor kinderen. Ik vond dat fantastisch, ging in de lezersraad en wilde er alles over weten. Na m’n eindexamen heb ik ze benaderd om te vragen of ik die lange zomer bij ze mocht komen werken. En dat mocht! Toen ik daar zat, wist ik: het is echt tof om nieuws te maken voor kinderen.’

Nooit getwijfeld?
‘Nope. Ik heb vrienden die niet weten wat ze moeten gaan studeren en studiegenoten die twijfelen of ze de juiste keuze hebben gemaakt. Ik ben blij dat ik het wist en m’n toekomst niet hoefde te zoeken in de uitslag van een beroepskeuzetest. Ik wist dat ik journalistiek wilde studeren en dat ik journalist wilde worden.’

Dan moest je dus ook de toelatingstoets voor de School voor Journalistiek doen. Hoe was dat?
‘Ik vond het spannend omdat ik het zo graag wilde. Ik wist dat er een actualiteitentoets en een algemene kennistest zou zijn en dat ik een opstel moest schrijven. Dus ik ging heel bewust kranten lezen en naar het journaal kijken. En toen zat ik daar en moest ik vragen beantwoorden als “Wat betekent au bain marie?” en “Hoe zie je het verschil tussen een mannetjes en een vrouwtjesmerel?” Ik wist dat dus niet en ik baalde! Het zou toch niet zo zijn dat ik daardoor niet aan die opleiding kon beginnen?!’

Dat viel dus mee!
Ja, ik herinner me nog dat ik die brief kreeg waar in stond dat ik binnen was en ik was zo blij! Uit m’n hoofd had ik nummer 23, dat was zo’n grote opluchting. De opleiding zelf was een eyeopener. Ik ontdekte dat er meer mensen waren zoals ik. Mensen die direct na het opstaan Teletekst checken om te kijken wat er gebeurt in de wereld en de rest van de dag het nieuws checken. Ik was en ben denk ik echt een nieuwsjager. Ik kan er niet goed tegen als iemand anders mij moet vertellen: “Heb je dit en dit al gehoord?” en dat ik dan “nee” moet antwoorden. Dat trek ik niet.’

Wanneer wist je dat tv je medium zou worden?
‘Pas in m’n derde jaar. Voor ik ging studeren, was ik al aan het freelancen. Ik schreef voor onder andere Kidsweek en werkte bij de lokale radio, Slotstad Radio in Zeist. Aan het eind van m’n tweede jaar moest ik kiezen welke redactie ik wilde gaan doen en dat werd dus tv, want daar had ik geen ervaring in. Toen ik eenmaal begon, voelde ik direct: “Wow, dit is het.” Het is nog tien keer leuker dan schrijven en radio maken. M’n beide stages heb ik ook bij tv gedaan.’

Waarom wilde je bij het Jeugdjournaal aan de slag?
‘Omdat nieuws maken voor kinderen echt heel leuk is, het is puzzelen en dat maakt het extra uitdagend.’

Hoezo dan?
‘Je kan er niet vanuit gaan dat kinderen enige voorkennis hebben. Als we een item maken over Islamitische Staat, moeten we vertellen wat dat is, voordat we het nieuws kunnen brengen. We hebben per item maar een beperkt aantal minuten zendtijd dus je moet goed selecteren wat je wil vertellen. Ook moet je goed nadenken over de toon. Je mag het niet te kinderachtig vertellen, want dan pikken ze het niet meer. Maar ook niet te volwassen want dan vinden ze het moeilijk om te begrijpen. Een van de leukste verhalen die ik het afgelopen jaar heb gemaakt, was toen ik in maart op visite was bij een jongen in Den Haag tijdens de National Security Summit. Alle wereldleiders zaten eigenlijk bij hem in de achtertuin en dat was een prachtig verhaal. Het is wereldnieuws en op deze manier konden we het aansprekend voor kinderen maken. Als dat lukt, is het heel tof.’

Na je stage ben je bij het Jeugdjournaal blijven plakken en nu ben je zelfs presentator. Hoe is dat gegaan?
‘Toen presentatrice Roos Moggré aankondigde dat ze naar WNL ging, heb ik een brief geschreven. Presenteren had mij altijd wel wat geleken, maar ik schreeuwde het niet van de daken. Het voelde wel een beetje ijdel. Waarom zou je dat willen? Waarom blijf je niet gewoon je eigen werk doen achter de schermen? Maar het leek me gewoon fantastisch. Dus ik deed een screentest, ging op gesprek en binnen no-time stond ik voor de camera om al het werk dat m’n collega’s en ik overdag hebben gedaan in dat kwartiertje live-tv te kunnen presenteren. Het is echt een droombaan. Niet alleen om te presenteren, maar überhaupt om hier te werken.’

Hoe was de eerste uitzending?
‘Ik heb vijf keer geoefend en toen ging ik live. Het ging goed gelukkig, ik was daar wel blij mee. Als ik terugkijk, zie ik wel zenuwen en m’n afsluiting, de laatste ‘doeg’, kwam uit m’n tenen. Daarna stond ik te springen in de studio, ik weet niet wat ik allemaal heb gedaan. De adrenaline kwam los. ‘

En word je al herkend op straat?
‘Soms, bij benzinestations en in de supermarkt. Sommige kinderen kijken alleen maar, anderen vragen om een handtekening of willen met me op de foto en dat vind ik leuk. Ik kan gewoon over straat en dat zal wel zo blijven. Ik presenteer niet The Voice of zo, je wordt hier niet de meest bekende Nederlander van.’

En wat doe je als je niet aan het werk bent?
‘Ik ga regelmatig naar de kroeg en ik speel orgel. Vroeger meer dan nu, maar nog steeds. Bij m’n ouders staat een elektronisch orgel. Het heeft een dubbele rij toetsen, maar het geluid is niet zo vet als dat van een kerkorgel. Ik volgde orgelles op de muziekschool en ging daarna verder studeren bij een organist. Er zijn niet zoveel mensen die orgel spelen en de meesten zijn oude grijze mannen. Ik werd dus al snel gevraagd om te komen spelen tijdens kerkdiensten, huwelijk en begrafenissen in de regio. Toen ik nog studeerde, verdiende ik er m’n geld mee. Nu werk ik vijf of zes dagen per week en soms ook op zondag, dus ik kan veel minder spelen. Maar ik hoop het te blijven doen want het is voor mij een manier om te relaxen. Het klinkt misschien wat suf, maar je kan echt alles spelen. Ik heb bijvoorbeeld Skyfall van Adele weleens in de kerk gespeeld.’

Als je nu al je droombaan hebt, hoe ziet je toekomst er dan uit?
‘Weet je dat ik daar nog helemaal niet over nadenk? Ik heb het nu zo ontzettend naar mijn zin en had nooit gedacht dat ik op mijn 23e deze baan zou hebben. Dus ik hoop dit werk nog heel lang te kunnen blijven doen.’