Als een opleiding wordt afgekeurd op de deugdelijkheid van examinering of het eindniveau van studenten, krijgt die geen tweede kans en mogen er voorlopig geen nieuwe studenten meer instromen. Ook niet in het nieuwe accreditatiestelsel.
Binnenkort buigt de Tweede Kamer zich over de regels van het nieuwe stelsel van kwaliteitstoezicht in het hoger onderwijs, dat vanaf 1 januari zal gelden. Het nieuwe ‘accreditatiestelsel’ zou niet alleen de bureaucratische rompslomp moeten terugdringen, maar ook tot meer zelfreflectie bij opleidingen moeten leiden. Maar enkele politieke partijen hebben nog vragen over de details van het nieuwe systeem.
Een probleem van het huidige stelsel is volgens critici dat opleidingen zich defensief gedragen en vooral proberen de schijn op te houden. Want als ze worden afgekeurd, is het meteen voorbij. Ze mogen dan geen nieuwe studenten meer aannemen.
In het nieuwe stelsel kunnen afgekeurde opleidingen een ‘herstelperiode’ van twee jaar krijgen: in die tijd moeten ze hun kwaliteit weer op orde krijgen. Dat moet ertoe leiden dat ze eerlijker gaan antwoorden op vragen van de visitatiecommissies en ook meer zicht krijgen op hun sterke en zwakke plekken.
Maar de ChristenUnie vraagt zich af of het inderdaad zo zal werken. Want opleidingen mogen het niet te gortig maken. Er moet wel uitzicht zijn op verbetering. Als het eindniveau van studenten onvoldoende is of als de deugdelijkheid van toetsing in twijfel wordt getrokken, heeft de opleiding geen recht op een herstelperiode. Zullen opleidingen dan niet defensief blijven?
Dat zullen we evalueren, belooft staatssecretaris Halbe Zijlstra. Maar hij noemt het “zeer onwenselijk” en “niet goed voor de naam van het hoger onderwijs in Nederland” als een opleiding nog twee jaar lang studenten mag werven, terwijl het eindniveau niet hoog genoeg is en de toetsing onvoldoende. Dan is “strengheid op zijn plaats”, laat hij de Kamer weten.