In de jaren vijftig en zestig werd veel meer op straat gespeeld dan nu. Er was nog niet zoveel verkeer. Wel waren er veel pleintjes, veldjes of een speeltuin, waar je lekker met een bal kon spelen. We hadden aardig wat keus. We konden gaan palen, slagballen, stoepranden, mieten of gewoon voetballen. Voor veel balsporten werd en wordt (soms nog steeds) de basis op straat gelegd.
Je had bij ons een poortje, onder een rij huizen, waar ook verkeer door kon. Op beide muren hadden we doelen gekalkt om te kunnen mieten. Eigenlijk was dat koppen. De stoep was aan beide kanten twee tegels breed met een stoeprand. Als er een auto langskwam moest je even stoppen. Je gooide de bal op en probeerde dan een doelpunt te maken aan de andere kant. Je moest met minimaal één been op de stoep blijven. Andersom probeerde je de bal er dus uit te houden of ineens terug te koppen. Dat heette dan een miet. Had je drie mieten, dan mocht je midden op straat gaan staan, een soort penantie nemen met je hoofd.
Je had al de nodige techniek en balgevoel in huis als je lid werd van een club. En op die sportvereniging werden ons sociale competenties bijgebracht.