Nieuws

‘Stapel had grote argwaan moeten wekken’

Nauwelijks te realiseren experimenten, promovendi die niet zelf hun data mochten verzamelen en onderzoeksresultaten die te mooi leken om waar te zijn. Het werk van Diederik Stapel had alle alarmbellen moeten doen rinkelen, blijkt uit het Levelt-rapport.

Stapel pretendeerde goede contacten te hebben met middelbare scholen die door zijn bemiddeling graag meewerkten aan experimenten. Maar namen van scholen noemde hij niet en de experimenten die leerlingen er zogenaamd uitvoerden waren volgens de commissie-Levelt veel te ingewikkeld. ‘Sommige experimenten vereisten vergelijkingen van emmers water met constante temperaturen. Hoe kun je dat klassikaal realiseren?’ Toch gingen de reviewers van Stapels werk en de redacties van gezaghebbende wetenschappelijke tijdschriften er blindelings van uit dat hij het allemaal voor elkaar kreeg.

Jonge, enthousiaste promovendi die aandrongen om zelf hun data te
verzamelen of graag meewilden naar de scholen werden afgewimpeld; hadden ze niets beters te doen? Wie al te kritisch was werd aan de kant
geschoven. Een vreemde gang van zaken, aldus de commissie-Levelt. De meeste hoogleraren laten juist dataverzameling aan hun promovendi over. Promotiecommissies wisten niet dat dit bij Stapels promovendi niet altijd gebeurde.

Hoewel Stapel zijn gefabriceerde data omkleedde met ‘realistische
details’, ging hij ongebruikelijk en onduidelijk te werk. ‘In een normale,
vitale wetenschappelijke wereld’ had dit opgemerkt moeten worden. ‘De
rationele, systematische, inhoudelijke, methodologische en openbare
kritiek, die de hoeksteen vormt van de wetenschap’ heeft gefaald, aldus de commissie.

Dat vrijwel alle experimenten van Stapel ‘lukten’, had ook vragen moeten
oproepen. Elke wetenschapper weet dat de meeste hypothesen niet uitkomen of bij replicerend onderzoek alsnog onderuit worden gehaald, schrijft de commissie. Maar Stapels onderzoeksresultaten werden complimenteus ’te mooi om waar te zijn’ genoemd.

Als anderen zijn experimenten al opnieuw deden, met totaal andere
resultaten, dan ging men ervan uit ‘dat men faalde omdat men niet de kunde van de heer Stapel had’. Er werd zeker niet over gepubliceerd. ‘Een student die zelf replicaties uitvoerde met nulresultaten werd aan zijn lot overgelaten in plaats van geprezen en geholpen.’

De kant-en-klare datasets die Stapel aanleverde aan promovendi en
collega’s hadden al eerder vragen kunnen oproepen, stelt de commissie. De datafabricatie kwam tot stand ‘door gewoon getalletjes ‘op de gok’ in te vullen’. Het leidde tot ‘vreemde, onwaarschijnlijke of onmogelijke
datapatronen; vreemde correlaties; exact identieke gemiddelden en
standaarddeviaties; vreemde univariate verdelingen van variabelen.’

Toch vindt de commissie dat er op dit moment geen reden is om aan te nemen dat er ‘medeschuldigen’ zijn in deze omvangrijke fraude. Wel ‘siert’ het de klokkenluiders – zes jonge onderzoekers – dit zij de
onwaarschijnlijkheden hebben ontdekt en gemeld. ‘De commissie concludeert dat de zes jonge klokkenluiders meer moed, alertheid en speurzin hebben getoond dan zittende hoogleraren.’