Er stromen de afgelopen jaren steeds minder studenten door van het mbo naar het hbo. Mbo’ers met een niet-westerse achtergrond kiezen vaker dan autochtonen voor een opleiding aan de hogeschool, maar zijn wel beduidend minder succesvol.
Dat blijkt uit cijfers die het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) vandaag publiceert. In 2005 ging 42 procent van de mbo’ers naar het hbo, in 2016 was dat nog maar 35 procent.
Het CBS noemt het opvallend dat de doorstroom naar het hbo vooral is verminderd onder mbo’ers uit gezinnen met een middeninkomen. Een mogelijke verklaring is volgens het CBS dat zij geen recht hebben op een aanvullende beurs.
De Landelijke Studentenvakbond (LSVb) maakt daaruit op dat de afnemende doorstroom te wijten is aan het afschaffen van de basisbeurs in 2015. “De politiek heeft de effecten van het leenstelsel altijd weggewuifd. Nu blijkt dat mbo’ers worden afgeschrikt door leenangst”, schrijft de LSVb in een persbericht.
Bij studenten met een niet-westerse achtergrond is de overstap naar het hbo relatief populair. Tussen 2005 en 2016 kozen ze vaker dan gemiddeld voor een vervolgopleiding. In 2016 ging het om 45 procent, tegen maar 34 procent van de mbo’ers met een Nederlandse achtergrond. In 2005 was het verschil nog groter: respectievelijk 55 om 40 procent.
Eenmaal in het hbo beland, zijn de mbo’ers van niet-westerse komaf minder succesvol, blijkt uit de cijfers. Nog geen drie op de tien van hen hebben binnen vijf jaar een hbo-diploma op zak, terwijl binnen die periode meer dan de helft (52 procent) van de studenten met een Nederlandse achtergrond afstudeert.
Maar over het algemeen doen mbo’ers het zeker niet slecht op de hogeschool, bleek vorig jaar uit een analyse van het HOP. Nadat ze in het eerste jaar inderdaad veel vaker afhaken dan havisten, heeft van beide groepen na vijf jaar zo’n 45 procent een diploma op zak. Wel blijven mannen en, inderdaad, allochtonen behoorlijk achter.