Studenten mochten meebeslissen over de besteding van de basisbeursmiljoenen. Folia-redacteur Laura ter Steege reisde van Amsterdam via Groningen naar Nijmegen en stuitte op chaos, bestuurlijke eigenwijsheid en gebrek aan openheid.
Door Laura Ter Steege
Dit ga je lezen
In dit zesde onderzoeksverhaal van een langere serie zoeken we uit hoeveel studenten te zeggen hebben over de kwaliteitsverbeteringen van hun onderwijs, die mogelijk zijn gemaakt door de afschaffing van hun basisbeurs.
Ruim een jaar geleden begon het mij te dagen. Studenten in de medezeggenschap hebben bijna niets in te brengen. Zelfs niet als die inspraak is vastgelegd in de wet.
Tijdens het inlezen voor ons onderzoeksproject over de basisbeursmiljoenen stuitte ik op een kritisch rapport. De conclusies waren schokkend. Over de besteding van al het geld dat vrijkwam toen studenten geen basisbeurs meer kregen, is slechts hier en daar een stevig gesprek gevoerd. Op andere hogescholen en universiteiten moesten studenten het doen met een korte toelichting. En anderen met helemaal niets.
Enkele maanden later wordt mijn vermoeden bevestigd, wanneer een collega mij wijst op een interessante reactie onder ons eerste onderzoeksverhaal. ‘Ook hier op Radboud Universiteit is de besteding van deze gelden niet goed verlopen’, begint het bericht onder het artikel op voxweb.nl. Het is op 24 juni 2020 om 17:05 geplaatst door ene Bas van der Zandt. Uit zijn reactie blijkt dat hij vanuit een facultaire studentenraad betrokken is geweest bij de besteding van de basisbeursmiljoenen.
Hij schrijft dat het op een ‘nette manier’ is gegaan, maar ook dat het bestedingsplan niet goedgekeurd had mogen worden omdat ‘de verkeerde indruk [is] gewekt dat de medezeggenschap genoeg betrokken is geweest’.
Hoe waardevol de basisbeurs was, heb ik zelf drie jaar lang mogen ervaren
Hoe is dit mogelijk? Studenten hebben hun waardevolle basisbeurs moeten opofferen om deze investeringen mogelijk te maken. Hoe kunnen ze dan zomaar buitenspel worden gezet? Het gaat toch om de verbetering van hún onderwijs?
Hoe waardevol de basisbeurs was, heb ik zelf drie jaar lang mogen ervaren. Ik had het geluk om in 2013 als een na laatste generatie studenten met de basisbeurs te beginnen aan mijn studie. Als nieuwe student schreef ik me direct in bij een studentenvereniging, wilde ik zo snel mogelijk op kamers en hoefde ik me geen zorgen te maken over torenhoge schulden.
Als uitwonende student kreeg ik zo’n 280 euro per maand. Niet genoeg voor mijn huur, maar het bracht me wel flink op weg. Dankzij een kleine bijdrage van mijn ouders en werk via uitzendbureaus, kwam ik een groot deel van mijn studententijd door zonder te hoeven lenen.
Wekelijkse borrel
Hoe anders had mijn studententijd eruitgezien zonder basisbeurs? Was ik dan langer thuis blijven wonen? Had ik dan ook mijn eerste studiejaar iedere dinsdagavond op de wekelijkse borrel gestaan? Ik weet het niet. Maar wat ik wel weet: de basisbeurs brengt rust – niet alleen financieel, maar ook mentaal.
Fatsoenlijk mogen meepraten over de kwaliteitsverbeteringen van jouw onderwijs, die mogelijk zijn gemaakt door de afschaffing van jouw basisbeurs, lijkt mij niet meer dan redelijk. Daarom onderzocht ik het afgelopen jaar tegen welke problemen enthousiaste studenten in de medezeggenschap aanlopen en de rol die bestuurders hierin spelen. En het belangrijkste: of het inmiddels beter gaat.
Op een woensdag in september spreek ik met een oud-voorzitter van de studentenraad op een vrolijk beschilderde picknicktafel van studentencafé Crea in het centrum van Amsterdam. Terwijl we onze handen warmen aan een kop warme drank weet Naomi Appelman – inmiddels PhD-student informatierecht aan de Universiteit van Amsterdam – in één woord haar hele raadsjaar samen te vatten: ‘chaos’.
Eén ding was duidelijk, toen ze in september 2015 voorzitter werd: studenten moeten per direct beter onderwijs krijgen. De eerste studenten zonder basisbeurs waren namelijk al begonnen. Maar hoe dit moest? Dat wist niemand. De medezeggenschap niet, de UvA niet, het Rijk niet.
Ze besloot er het beste van te maken. Maar vanuit centraal niveau bepalen waar onderwijs op afzonderlijke faculteiten beter van zou worden was onwenselijk. Studenten en docenten moesten zeggenschap krijgen over hun eigen onderwijs. Binnen de faculteiten zouden ze bovendien beter weten waar behoefte aan was. Begrijpelijk. Als student biomedische wetenschappen had ik ook niet kunnen vertellen welke kwaliteitsverbeteringen er nodig zouden zijn geweest op de rechtenfaculteit.
Na een aantal stevige gesprekken met het bestuur – en wat voorwerk van haar voorganger – weet Naomi met haar raad af te dwingen dat studenten op faculteiten mogen meepraten over de voorinvesteringen. De decanen zouden in overleg met de facultaire raad een plan opstellen en daarbij eventueel de input van anderen verzamelen.
In theorie een mooie gedachte, maar in de praktijk ging het anders. Op enkele faculteiten schreef de decaan eigenhandig, zonder enig overleg, een plan. Toch kijkt Naomi redelijk tevreden terug op de inzet van haarzelf en de raad om studenten te betrekken bij de voorinvesteringen. Het had beter gekund, het had meer gekund. Maar zonder hun inzet was het überhaupt niet gebeurd.
Als ik eind september afreis naar Groningen wordt duidelijk hoe de verhoudingen tussen medezeggenschapsraden en bestuurders kunnen verschillen per instelling.
‘Het bestuur bepaalt wat er gebeurt en de raad kan alleen een punt of komma verzetten’
‘Het is ongelijk wat betreft macht, kennis en tijd die je erin kunt steken. En dan hebben bestuurders ook nog meer ervaring,’ vertelt Jasper Been. Samen met studievrienden richtte hij de kritische studentenbeweging Democratische Academie Groningen (DAG) op om zich te verzetten tegen de bedrijfsmatige cultuur van de universiteit en publiceerde hij rapporten om misstanden aan te kaarten. Zo toonde hij eigenhandig aan dat de geplande RUG-campus in Yantai (China) gefinancierd zou worden met Nederlands belastinggeld. De campus kwam er niet.
Maar vanuit de raad zelf veranderingen bewerkstelligen, bleek moeilijker. ‘Het bestuur bepaalt wat er gebeurt en de raad kan alleen een punt of komma verzetten,’ ontdekte hij toen hij in het studiejaar 2017/18 zelf in de universiteitsraad van Rijksuniversiteit Groningen zat.
Spelregels aanpassen
Toen ze als raad aankondigden dat ze de interne verdeling wilden aanpassen, werd hun instemmingsrecht ingetrokken door het bestuur. Het is blijkbaar prima om te doen alsof studenten overal iets over te zeggen hebben, want als bestuur kun je altijd de spelregels nog aanpassen. Dan zet je de raad gewoon buitenspel.
Wel heeft Jasper het idee dat de studenten vaker dan voorheen mogen instemmen met de manier waarop de basisbeursmiljoenen worden besteed. Maar nog altijd zijn het niet de studenten en docenten die bepalen welke investeringen er moeten worden gedaan. ‘Het CvB heeft initiatiefrecht en komt met een voorstel. Het is aan docenten en studenten om daar wat aan te veranderen.’
Of iedere student overziet wat nodig om de onderwijskwaliteit te verbeteren is volgens hem nog maar de vraag. Zelf is hij groot voorstander van zoveel mogelijk geld naar het aanstellen van docenten, want daar is een groot tekort aan. Andere studenten ijverden voor extra stopcontacten of duurzame broodjes.
Extra stopcontacten, iets waar DAG zich vanaf dag één hard tegen heeft verzet. Het moest namelijk niet gaan over stopcontacten, maar over echte onderwijskwaliteit. Maar stopcontacten waren vaak het enige wat de medezeggenschap voor elkaar wist te krijgen. Dankzij ons meer stopcontacten, schreven ze dan enthousiast op hun website.
‘Ja ach, het is een win,’ zegt Jasper een beetje lachend. ‘Gezien de beperkte invloed die je hebt als medezeggenschap, moet je er misschien nog blij mee zijn ook.’
Later die middag ploft Izaäk van Jaarsveld zichtbaar vermoeid in een bruine leren stoel van grand café Time Out vlakbij de Grote Markt in Groningen. Hij gaat achterover zitten en legt zijn rechterenkel op zijn linkerknie. ‘Voor mij een tonic graag,’ antwoordt hij de serveerster. Na de hele dag stage te hebben gelopen in de kleuterklas heeft de pabo-student tijd gemaakt om met mij te praten.
Hij kijkt even naar beneden en verklaart waarom hij een lichtroze hoodie aan heeft. ‘Normaal loop ik altijd in witte hemden, maar dat gaat nu niet. Alles wordt vies: overal snot, overal verf. Dit wordt ook vies, maar dat is niet zo erg.’
Het afgelopen schooljaar was Izaäk als voorzitter van de medezeggenschapsraad van Hanzehogeschool Groningen nauw betrokken bij de besteding van de basisbeursmiljoenen. Teleurgesteld geeft hij toe dat hij de betrokkenheid van zijn medestudenten zwaar heeft overschat. ‘Eerlijk gezegd denk ik dat het zestig of zeventig procent van de studenten écht hélémaal niets uitmaakt waar het geld heen gaat.’
Bij de maar liefst 21 bijeenkomsten, die de Hanzehogeschool organiseerde om input van studenten en medewerkers te vragen, waren studenten duidelijk ondervertegenwoordigd. Soms stond er één student te pitchen voor acht medewerkers en een collegelid. En dat was het dan. Toch gelooft hij dat studenten belangrijke punten hebben ingebracht, die anders mogelijk over het hoofd zouden zijn gezien. Zoals met de extra studentenpsychologen en stopcontacten.
Grote verschillen tussen instellingen
De medezeggenschap heeft niet overal even veel tijd, middelen en leden om zijn taken uit te voeren. Zo moest Izaäk van Jaarsveld het als voorzitter van de gehele hogeschoolraad – bestaande uit negen medewerkers en negen studenten – het doen met 0,3 fte. Op de Universiteit van Amsterdam, de grootste universiteit van Nederland, hebben vijf van de veertien studenten in de centrale studentenraad 40 uur per week te besteden. De overige studenten hebben 20 uur per week voor hun taken. Daarnaast zitten er meestal 16 medewerkers in de centrale ondernemersraad.
Stopcontacten als onderwijsverbetering? Het doet me denken aan wat Jasper Been eerder vanmiddag zei.
Maar dan vertelt Izaäk over de omwenteling die bij Hanzehogeschool zichtbaar is. Een paar jaar geleden waren overal nog computerlokalen, nu moet iedereen zijn eigen laptop meenemen – BYOD noemen ze dat, Bring Your Own Device. ‘Als je dan met z’n dertigen in een lokaal zit met maar zes stroompunten, dan zitten 24 studenten met een potentieel probleem.’
Daar zit wel wat in. Het ontbreken van stopcontacten zit goed onderwijs dan wel in de weg. Dat kan ik me als oud-student met een niet al te goede accu in mijn laptop nog wel herinneren.
Al snel is duidelijk dat Izaäk en Jasper niet alleen van mening verschillen over stopcontacten, maar ook over de beste houding ten opzichte van het bestuur. Waar Jasper zich hard afzet tegen het bestuur, kiest Izaäk juist voor een goede verstandshouding. Iets wat hij zijn opvolgers van harte zou aanbevelen. Hierdoor hebben studenten meer instemmingsrecht dan op andere instellingen. ‘Als we op een nieuw onderwerp instemming vragen, dan krijgen we die negen van de tien keer.’
Niet dat de hogeschoolraad altijd direct betrokken wordt bij nieuwe plannen, want ook bij Hanzehogeschool geldt: het CvB doet een voorstel en de hogeschoolraad stuurt dat plan bij. Maar bij de besteding van de basisbeursmiljoenen is hierop een uitzondering gemaakt en heeft Izaäk vanaf de start mogen meepraten.
Ook heeft de raad twee maanden voor de deadline feedback kunnen geven en het plan aan het einde nog wat kunnen bijschaven. ‘In het uiteindelijke plan stonden wel wat dingen waar ik liever wat anders voor in de plaats had gezien. Maar geen dingen waarvan ik vond dat daar geen geld naartoe zou mogen gaan.’
Veel studenten zijn niet gewend om te onderhandelen en komen plotseling tegenover ervaren bestuurders te staan
In de auto onderweg naar huis denk ik nog eens na over de scheve verhoudingen tussen bestuurders en studenten in de medezeggenschap.
Veel studenten zijn niet gewend om te onderhandelen en komen plotseling tegenover ervaren bestuurders te staan. En dit is een terugkerend probleem. Doordat de studentenraad ieder jaar wisselt, moeten ze het wiel steeds opnieuw uitvinden. En moeten studenten telkens voorzichtig op zoek naar de juiste verstandhouding met bestuurders.
Bestuurders maken bovendien gebruik van handige trucjes om hun zin te krijgen. Zo worden belangrijke onderwerpen vaak vroeg in het raadsjaar besproken, als studenten nog niet goed thuis zijn in de materie. Bovendien krijgen ze vaak te weinig tijd en ondersteuning om de stukken te kunnen doorgronden.
Ongemotiveerd
Het is de afgelopen jaren steeds moeilijker geworden om de kieslijsten van de studentenraadsverkiezingen vol te krijgen. Op meerdere hogescholen en universiteiten zijn de afgelopen jaren verkiezingen afgelast, omdat deze vanwege een tekort aan kandidaten niet nodig waren. Studenten die wel in de raad terecht komen zijn doorgaans minder gemotiveerd, moeten met een onvoltallige raad dezelfde taken uitvoeren. Of hebben te maken met mederaadsleden die de kantjes er van aflopen. Want studievertraging moet hoe dan ook voorkomen worden omdat studieschulden anders te hard oplopen.
De afgelopen jaren is de inspraak van studenten op veel hogescholen en universiteiten – op papier in ieder geval – een stuk beter geregeld. Dit is deels te danken aan de externe deskundigen die controleren of universiteiten en hogescholen zich houden aan de kwaliteitsafspraken. Als de medezeggenschap niet betrokken is, wordt het plan niet goedgekeurd en zullen instellingen de basisbeursmiljoenen mislopen. In de eerste ronde aanvragen werden zes van de vierenvijftig plannen afgekeurd doordat studenten onvoldoende betrokken waren. Deze instellingen krijgen de kans om een nieuw plan in te dienen.
Toch blijkt deze nieuwe aanpak niet feilloos. Zo rapporteerde het Interstedelijk Studenten Overleg (ISO) in 2018 dat studenten nog altijd weinig ruimte krijgen voor eigen initiatief en dat afstemming tussen centrale en decentrale raden vaak moeizaam verloopt. Daarnaast oefenen bestuurders druk uit op de medezeggenschap om instemming af te dwingen, bijvoorbeeld door te dreigen dat ze de basisbeursmiljoenen anders zullen mislopen.
Hiermee is nog een belangrijke vraag onbeantwoord. Wat ging er mis bij Radboud Universiteit? Wat maakt dat Bas van der Zandt – de student die voor de zomervakantie een reactie achterliet bij Vox – zich zo fel uitspreekt tegen de goedkeuring van het kwaliteitsplan?
Trots en ongeloof
Op een zonnige maar frisse woensdag in oktober tref ik Bas op de campus in Nijmegen. Haastig komt hij aangelopen door de slecht verlichte gang in de kelder van het Elinor Ostromgebouw, waar de kantoren van studentenorganisaties zoals de Batavierenrace en studentenvakbond AKKU zijn ondergebracht. Hij verontschuldigt zich voor het uitlopen van zijn vergadering en zoekt snel een geschikte plek om rustig te kunnen praten. ‘Deze ruimte is over tien minuten gereserveerd voor een overleg’, zegt hij terwijl hij een formulier op de deur leest, ‘maar dat zal nu waarschijnlijk online plaatsvinden.’ We besluiten het erop te wagen.
In het kamertje met een laag plafond gaan we op gepaste afstand van elkaar zitten en doen ons mondkapje af. Dan vertelt hij, af en toe bladerend door een dikke stapel papieren die hij heeft meegebracht, met een mengelmoes van trots en ongeloof over zijn eigen ervaringen in de facultaire studentenraad.
Hij is een totaal groentje als hij in september 2017 in de studentenraad van de bètafaculteit terecht komt. Ter voorbereiding heeft de oude raad Bas en zijn mederaadsleden voor een weekend meegenomen naar de scouting. Daar krijgen ze – voor zover dat mogelijk is – alle informatie over belangrijke dossiers en de gang van zaken. Dan staan ze er alleen voor.
Als Bas belangrijke documenten opgestuurd krijgt plaatst hij enkele opmerkingen en stelt wat vragen. Het zal wel goed zijn. Via zijn voorgangers heeft hij begrepen dat ze iets moeten met de zogenoemde kwaliteitsafspraken, maar informatie vanuit het faculteitsbestuur blijft achterwege. Daarom besluit hij op een doodnormale dag even het kantoor van het faculteitsbestuur binnen te lopen. ‘Kwaliteitsafspraken? Daar heb ik nog niets over gehoord,’ deelt de directeur bedrijfsvoering hem mee. Dat zou hij op centraal niveau moeten navragen.
Later dat jaar wordt een commissie aangesteld om te bepalen waar de basisbeursgelden aan worden besteed, met Bas als vertegenwoordiger vanuit de facultaire studentenraad. Alle studenten en medewerkers hebben de mogelijkheid om voorstellen in te dienen. Docenten willen graag experimenteren met nieuwe vormen van lesgeven. Studenten laten bijna niet van zich horen. Na wikken en wegen kiest de commissie uit de 60 aanvragen de beste ideeën voor de besteding van de 28.000 euro die de faculteit in 2018 mag uitgeven.
Dan loopt het studiejaar ten einde en is het tijd voor Bas om het stokje door te geven aan een kersverse raad.
Overspoeld met informatie
Op woensdag 12 september 2018 worden de plannen gepresenteerd bij een publieke bijeenkomst. Daar merkt iemand in het publiek op dat een deel van het geld ontbreekt. De vicedecaan onderwijs verklaart dat de tabel hierover omwille van de tijd niet aan bod is gekomen. Na afloop wordt de presentatie – inclusief tabel – doorgestuurd aan betrokkenen, onder wie Bas.
Aandachtig leest hij de complete presentatie door. Dit kan toch niet de bedoeling zijn? Hier moet de nieuwe raad snel van op de hoogte worden gebracht, want met dit plan mogen ze niet instemmen. Meer dan eens probeert hij het zijn opvolgers uit te leggen. Maar zij worden net als hijzelf destijds helemaal overspoeld met informatie en onderwerpen, waardoor ze de ernst van het probleem niet inzien en het erbij laten.
In de slecht verlichte ruimte in Nijmegen tovert Bas een tabel tevoorschijn vanuit zijn dikke stapel papieren. ‘Kijk de plannen die wij met de commissie hebben gemaakt waren voor de besteding van deze 28.000 euro in 2018. Maar toen zag ik opeens dat de faculteit dat jaar meer basisbeursgelden te besteden had. Want ze hebben ook de voorinvesteringen, waar de medezeggenschap naar mijn weten geen enkele inspraak in heeft gehad, voortgezet. In de commissie en de facultaire studentenraad is niet gesproken over deze middelen, laat staan of ze gecontinueerd zouden moeten worden.’
Hij schuift het document naar mij toe. Dan zie ik het. De faculteit had in 2018 niet 28.000 euro extra te besteden dankzij de afschaffing van de basisbeurs, maar 1,65 miljoen!
Thuis reken ik het na. Ze hadden dat jaar slechts inspraak op 1,7 procent van de gelden.
Met medewerking van Altan Erdogan, Henk Strikkers en Yvonne van de Meent. Met dank aan Henk Blanken.
Dit verhaal is het zesde deel van een serie die mede mogelijk is gemaakt door het Stimuleringsfonds voor de Journalistiek en verschillende redacties bij hogescholen en universiteiten in Nederland, waaronder Trajectum.
Lees aanstaande woensdag 24 februari op onze site: Slecht plan? Het geld komt toch wel; hoe het weer mis dreigt te gaan met basisbeursmiljoenen.