Achtergrond

Tandheelkunde op wereldniveau

André Bolhuis (64), voormalig hockeyinter-national, is voorzitter van het alumnifonds van de universiteit en van sportkoepel NOC*NSF. Naast zijn sportcarrière werkt hij al jaren als doctor in de tandheelkunde in De Uithof.

‘Van de vijftig jaar Uithof heb ik er vierenveertig hier rondgelopen. Ik begon mijn studie tandheelkunde in 1966. De faculteit zat toen nog in een oud gebouw aan de Jutfaseweg. We kwamen terecht in de Ponskaart, het Wentgebouw. Een gebouw dat tot de verbeelding sprak. De bijnamen Rotte Kies en Kubus Cariës kende ik niet, misschien wilde ik die ook niet weten.
De overstap van de stad naar De Uithof heb ik met gemengde gevoelens ervaren. Als student was je gewend om midden in de stad te leven en ineens zaten we tussen de koeien. Dat vond ik maar niks. Je had alleen de faculteit Diergeneeskunde en het Transitorium. Openbaar vervoer was er niet. We gingen met de fiets of je nam met een paar man een auto. Ik moest in die tijd studie en topsport combineren. Dat vraagt een zekere discipline. Gelukkig was mijn studie zwaar. Dat maakte het gemakkelijker, omdat het zo’n vast ritme vereiste. Ik zat de hele dag op de universiteit en trainde ’s avonds bij Kampong.

Het Ponsgebouw was een gebouw van wereldniveau. Alles zag er modern uit. Als student kregen we een eigen unit, zodat je aan een tandartsstoel kon oefenen. Het leek een echte kliniek waar je om je patiënt heen kon manoeuvreren. Dat was uniek. Voorheen moest je het doen met een lange tafel waar je aan stond. De onderwijsmethodes en faciliteiten hadden een hoge kwaliteit en het was zo aantrekkelijk dat het niet uitmaakte dat je midden in de polder zat.
Ik heb alles in De Uithof zien komen. In 1973 woonde ik met mijn vrouw in een huisje aan de Tolakkerlaan, tussen de boomgaarden. Het huis staat er nog steeds. Ik hoorde laatst dat er een XTC-lab in heeft gezeten. Dat studenten wonen op de campus was in die tijd echt ondenkbaar. Studenten hoorden in de stad te wonen! Nu is het logisch dat studenten er wonen.

Er gaat een visionaire gedachte uit van de opzet van De Uithof. Dat Diergeneeskunde al direct aan de rand van het gebied zijn geplaatst is, vind ik bijvoorbeeld heel slim. Je kunt je nu niet voorstellen dat alle huidige studenten en opleidingen ergens in de binnenstad zouden moeten zitten.’