Columns

Taxichauffeur, vermoord me niet

Marilène Vis. Foto: Kees Rutten

Marilène Vis (20) studeert Journalistiek aan de HU.

Omdat ik twee weken kerstvakantie onvoldoende vond, besloot ik er een extra week achteraan te plakken. Mijn vriendin studeert zes maanden in Georgië en dus maakte ik van de gelegenheid gebruik en stapte direct na de jaarwisseling in het vliegtuig.

Bij aankomst – in het holst van de nacht – moet ik er verdwaald uitgezien hebben, want onmiddellijk belagen een aantal oude, Georgische mannen me. ‘Taxi? Taxi?’ hoor ik van verschillende kanten om me heen. ‘No thank you,’ mompel ik en probeer me een weg door de mensen te banen. Eerst pinnen, dan pas een taxi regelen.

Eenmaal aangekomen bij een pinautomaat, zie ik op het scherm alleen maar onbekende tekens staan; het Georgische alfabet. Shit, hier is geen touw aan vast te knopen. ‘You need help?’ hoor ik plots naast me. Een vreemde man wijst naar de pinautomaat. ‘Yes,’ zeg ik, ‘I need cash’.

Hij helpt me met pinnen en omdat hij aardig lijkt, besluit ik hem ook om hulp te vragen bij het vinden van een taxi. ‘Yes!’ roept hij, ‘Come with me!’ Hij grist mijn koffer uit mijn handen en voor ik het weet loopt hij al tien stappen voor me uit. Een beetje overdonderd ren ik achter hem aan.

We lopen in de richting van een donker parkeerterrein. Ik pak mijn telefoon om mijn vriendin te appen dat ik eraan kom, maar heb geen bereik. ‘Do you smoke cigarette?’ vraagt de man terwijl hij een zelf gedraaid shagje aanreikt. ‘No, thank you,’ stamel ik en kijk naar de auto. Die zit vol deuken, heeft een regulier kenteken en er is geen bordje met ‘taxi’ te bekennen. Maar mijn koffer ligt al achterin en hoe moet ik aan deze man uitleggen dat ik eigenlijk niet durf in te stappen. En dus ga ik – zo naïef als ik ben – toch maar gewoon zitten.

Met een noodvaart en lak aan de verkeersregels scheurt de man door de straten van Tbilisi. Ik zie de meter oplopen, voel me niet veilig en weet dat ik ook nog eens word opgelicht. Ik ben me er pijnlijk van bewust dat ik geen bereik heb en dat deze man me, als hij zou willen, overal naartoe zou kunnen brengen.

Maar na een half uur rijden, zet hij me heelhuids af bij het hotel. Ik moet hem al het zojuist gepinde geld betalen en besluit hem ook nog fooi te geven. Als dank dat ik nog leef.