Nieuws

‘Te veel macht voor examencommissie’

De examencommissies van hogescholen krijgen veel taken en veel macht, waarschuwt docent en onderwijskundige René van Kralingen. ‘Dat klinkt misschien wel goed, maar het is geen wondermiddel.’

Het lijkt een soort mantra in het hoger beroepsonderwijs: geef meer macht aan de examencommissie. Dan zal het niveau van opleidingen weer buiten kijf staan en is er minder risico op incidenten als bij de Hogeschool Inholland.

Daarom hebben de hogescholen vorige week samen afspraken gemaakt over de examencommissies-nieuwe-stijl: er komen alleen deskundigen in, de leden hoeven geen verantwoording af te leggen over hun beslissingen en managers blijven erbuiten.

‘Ik ben benieuwd hoe het gaat uitpakken, maar we kunnen alvast een paar problemen zien aankomen’, zegt René van Kralingen. Hij is docent aan de Hogeschool Rotterdam en geeft als onderwijskundige trainingen aan docenten en managers van allerlei hbo-opleidingen.

‘De examencommissies moeten volgens de wet de kwaliteit van examens en tentamens borgen’, legt Van Kralingen uit, ‘en dat is nieuw. Daar had je vroeger de toetscommissies voor. Die mochten nadenken over het tentamen zelf: stellen we de juiste vragen, is de gokkans eruit gehaald, meten we wat we willen meten? De examencommissie ging over de juridische kant: een student is het niet eens met een cijfer, wil een extra herkansing, vindt de toets niet goed, vindt de beoordeling oneerlijk, en ga zo maar door.’

Die twee verantwoordelijkheden komen nu in één hand, aldus Van Kralingen. “Je krijgt daardoor een vreemde situatie: een soort politie die zijn eigen wet kan schrijven. Een wetgevende en controlerende macht ineen.”

Daar komt bij dat de commissies onafhankelijker worden en daardoor bijna niet op hun functioneren zijn aan te spreken. “De leden hoeven geen verantwoording meer af te leggen aan hun manager, zeggen de hogescholen. Dat maakt ze behoorlijk machtig.”

En dat kan weer scheve gezichten geven bij collega’s. ‘De leden van de examencommissies dreigen een soort managers te worden, maar dan in lagere loonschalen. Het zijn docenten die hun eigen collega’s moeten instrueren, terwijl de invloed van de echte manager kleiner is geworden. Dat is wachten op conflicten.’

Zo zijn er nog meer vragen te stellen. ‘Er komt werk bij, en wie betaalt die uren? Waar haalt de examencommissie haar deskundigheid vandaan? Hoeveel bijscholing mogen de leden krijgen? En wie houdt het overzicht over de hele opleiding, als een opleidingsmanager niet meer in de commissie mag zitten?’

Van Kralingen wacht af. ‘Ik vind het goed dat docenten weer meer te zeggen krijgen, maar denk niet dat alles hiermee is opgelost. Het blijft mensenwerk.’