Niet het salaris, maar de werkdruk is voor onderwijzers de belangrijkste reden om niet meer voor de klas te willen staan. Dat blijkt uit een enquête onder pabo-afgestudeerden en oud-basisschoolleraren die geen les (meer) geven.
Het journalistieke onderzoeksplatform Investico ondervroeg in opdracht van dagblad Trouw, de Groene Amsterdammer en het Onderwijsblad 561 mensen uit de zogeheten ‘stille reserve’, een groep van zeker dertigduizend gediplomeerde docenten die geen les geven. Bijna twee derde van hen heeft er best oren naar om (opnieuw) voor de klas te gaan staan.
Obstakel
Maar dat wordt volgens hen pas een serieuze optie als de werkdruk omlaag gaat: 43 procent ziet een gebrek aan tijd voor leerlingen als het grootste obstakel. Dat lijkt een beduidend groter probleem dan een te laag salaris: voor ‘slechts’ 28 procent is dat de belangrijkste sta-in-de-weg.
Meer ondersteuning bij kinderen met gedragsproblemen, minder taken en een vast contract worden door net zo veel (ruim een kwart) van de stille reserves aangevoerd als ‘doorslaggevende voorwaarden’ om het leraarschap te heroverwegen.
Liesbeth Verheggen, voorzitter van de Algemene Onderwijsbond (AOb), zegt tegen het Onderwijsblad dat ze niet verrast is dat er meer geklaagd wordt over de werkdruk dan over het salaris. ‘Mensen gaan het onderwijs in omdat ze scholieren verder willen helpen bij hun ontwikkeling en als dat niet lukt, is het enorm frustrerend.’
Bittere noodzaak
Het loon mag dan niet als hoofdreden worden genoemd om niet voor de klas te gaan, maar volgens haar zijn betere verdiensten wel bittere noodzaak. ‘Je kunt alleen gezonde docententeams krijgen als het salaris op orde is. De beloning van leraren is nu zo ontoereikend dat je bij havisten en vwo’ers die zich op verschillende loopbanen oriënteren eigenlijk altijd het onderspit delft.’
Opvallend is dat het salaris voor meesters veel vaker doorslaggevend is dan voor juffen. Slechts twaalf procent van de vrouwelijke stille reserves kruiste ‘te laag salaris’ aan als reden om een baan buiten het onderwijs te zoeken, maar voor vier op de tien man mannen is de beloning het belangrijkst.
Stoppen
Jonge onderwijzers zoeken hun heil vaak al snel in een andere sector: 35 procent stopt binnen vijf jaar, berekende de Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO) vorig jaar. 15 tot 26 procent gaat zelfs al na een jaar iets anders doen. Ongeveer een vijfde begon na het afronden van de pabo niet eens op een school.
Dit voorjaar voorspelde het ministerie van Onderwijs dat het lerarentekort in 2020 zal zijn opgelopen tot vijfduizend, en in 2025 zelfs tot elfduizend leraren. Om het tekort terug te dringen, wil het ministerie de stille reserve van bevoegde leraren activeren.