Tialda is docent bij hbo Rechten en schrijft soms een column voor Trajectum.
Ik zit er klaar voor. Omdat ik nieuwsgierig ben naar de student wiens werk ik nakijk verderop in een portfolio, lees ik zijn inleiding. Die eindigt als een sprookjesboek: ‘Heb je zin om te weten hoe de casus is opgelost, lees dan snel verder!’ Nou zou Roodkapje natuurlijk prima de casus van de wolf en haar grootmoeder strafrechtelijk op kunnen lossen en ook is het laatste nog niet gezegd van (diezelfde?) wolf en de zeven geitjes, maar met zo’n vrolijke aansporing lukt het nakijken natuurlijk niet.
Ik heb namelijk aan de ene kant helemaal geen zin om te weten hoe hij de casus oplost. Als ik lekker wil gaan lezen, pak ik wel een sprookjesboek. Maar aan de andere kant maakt hij wel werk van zijn portfolio. En leren we ze dit niet ook? Pakkend en uitnodigend schrijven? Doet hij dat, is het weer niet goed.
Als beoordelaar voel ik me wel eens een soort wolf, eentje die ze rauw lust, de schaapjes en geitjes. De roodkapjes bovendien. Elk toetscriterium in de rubric is een scherpe tand waarmee ik het werk aan flarden kan scheuren, en mijn commentaar erbij is een haal van een klauw. Er zou een jager aan te pas moeten komen, bedenk ik. Eentje die de wolf in me naar de wolvenhemel jaagt.
Nakijken is een sprookjesboek lezen. Ik ga ervoor zitten met niks dat afleidt en met het openen van het portfolio stap ik binnen bij de student. Die heeft de deur opengezet en zegt: ‘kom maar kijken wat ik kan’. Dus dat ga ik dan maar doen. Die wolf is er nog wel, soms, maar meestal moet die in zijn hok blijven, begrensd door de kaft van het sprookjesboek.