De Oegandese Susan Kigula werd op haar 21e veroordeeld tot de doodstraf. Inmiddels, 23 jaar later, heeft ze het Oegandese rechtssysteem blijvend veranderd, het leven van veel gevangenen verlicht en strijdt ze nog steeds voor hun toegang tot recht. Ze vertelt erover in het Educatorium op uitnodiging van de minors: ‘Mensenrechten voor de praktijk’ en ‘Stilstaan bij gedrag’. Susan: ‘Veel mensen hebben geen geld voor een advocaat’.
Het is doodstil in het geheel gevulde Educatorium op Padualaan 97. De enige stem die je hoort is die van de Oegandese advocate Susan Kigula. Ze heeft een zachte, warme stem. Haar levensverhaal is zo onwaarschijnlijk pijnlijk en tegelijkertijd inspirerend dat iedereen aan haar lippen hangt. Ze vertelt over hoe ze als jong meisje haar middelbare school niet kon afmaken, daar was geen geld voor, naar de stad trok en in een winkel ging werken. Daar werd ze verliefd en kreeg een dochter.
Op een nacht in het jaar 2000 werden zij en haar vriendje aangevallen. Haar vriend stierf en zij werd al bloedend naar het ziekenhuis gebracht. Ze overleefde wonderbaarlijk, maar er wachtte haar een wreed vervolg. Ze kwam in de gevangenis terecht en toen haar zaak na twee jaar voorkwam (al die tijd verwachtte ze dat de rechters haar toch zeker zouden vrijspreken) werd ze veroordeeld tot de dood middels ophanging.
Haar stiefzoon die op de fatale nacht bij hen in de kamer had geslapen en toen drie was, inmiddels vijf, verklaarde in de rechtszaal dat Susan zijn vader vermoord had. ‘Ik hoopte op dat moment nog steeds dat de rechters me vrij zouden pleiten en zich zouden realiseren dat de beschuldiging van een vijfjarig jongetje kwam. Iets waar je onmogelijk op kan afgaan. Maar ze geloofden hem, de rechter zei: “Susan Kigula, ik bevind u schuldig aan de moord op uw man, ik veroordeel u tot dood door ophanging.” Dit soort dingen kan je niet geloven, totdat het je gebeurt.’
Moord leidde in Oeganda altijd tot de doodstraf
‘Als ik één ding geleerd heb, is het dat het iedereen kan overkomen, de gevangenis,’ zegt ze tegen de zaal. ‘Er hoeft maar één iemand te zijn die je daar wil hebben. In Oeganda is dat zo. Mijn schoonfamilie vond mij de schuldige aan de moord van mijn man, omdat ik de aanslag overleefd had.’
Ze zingt het liedje in haar eigen taal dat ze zong toen ze naar ‘death row’ werd gebracht. ‘Ik vrees mijn vijanden niet, God heeft mij bescherming gegeven,’ luidt de tekst. In de dodencel bevond ze zich tussen vijftig andere vrouwen, allemaal wachtend op hun dood. Veel van de vrouwen waren net zoals Susan onschuldig, of hadden uit lijfsbehoud gehandeld, constateerde ze. ‘In Oeganda was er weinig differentiatie binnen de rechtsspraak: of je nu bij een terroristische aanslag vijftig mensen had doodgeschoten of je man had vermoord in zelfverweer: in beide gevallen kreeg je de doodstraf.’ Veel moeders huilden om hun kinderen. Er hing een naargeestige sfeer.
Susan zakt op dat moment niet in moedeloosheid, integendeel. Ze gaat aan de slag om zichzelf en de anderen in de gevangenis te helpen. ‘Ik zag dat veel vrouwen geen Engels spraken. Ik pleitte bij de gevangenisdirectie voor een onderwijsprogramma en kreeg dat ook.’
Als ze zelf eindexamen doet, is ze een van de beste studenten van het land. Reden voor veel media-aandacht, zelfs in het buitenland. Ze wordt opgemerkt door de Brit Alexander McLean die een beurs voor haar regelt bij de Universiteit van Londen én haar overhaalt om met die beurs rechten te studeren. ‘Ik had een hartgrondige hekel aan rechten. Het rechtssysteem had mij in deze situatie gebracht.’ Maar McLean overtuigt haar ervan dat het haar in staat zal stellen om zichzelf én anderen te helpen en hij krijgt gelijk.
Inmiddels is ze zelf al zeven jaar vrij wegens goed gedrag. Maar in 2009, wanneer ze nog gevangen zit, klaagt ze samen met 417 andere gevangenen de staat Oeganda aan. De inzet is het afschaffen van de doodstraf. Hoewel dat niet lukt, komt er wel ruimte voor rechters om verzachtende omstandigheden mee te nemen in het oordeel.
Het automatisme om bij moord over te gaan tot de doodstraf is daarmee doorbroken. Bovendien is het niet meer mogelijk om langer dan drie jaar te moeten wachten op de doodstraf. Dat wordt als een marteling betiteld. De straf van veel gevangenen wordt daarom omgezet naar levenslang of naar een lagere gevangenisstraf.
Tussen 2009 en haar vrijlating in 2016 staat ze veel andere gevangenen bij met juridische hulp. ‘Veel gevangenen weten niet wat hun rechten zijn, ze kunnen geen advocaat betalen. Juist de arme mensen hebben weinig kennis over en toegang tot recht.’
Ik voel de pijn nog steeds
Haar stem wordt soms emotioneel. Als een studente vraagt of ze getraumatiseerd is, zegt ze dat dat natuurlijk het geval is. ‘Soms denk ik dat ik eroverheen ben en dan komen bepaalde herinneringen weer terug. Ik voel de pijn nog steeds van binnen. Maar het vertellen van mijn verhaal helpt en is helend. Ik ben ook blij dat ik anderen kan helpen.’
Een ander vraagt of haar perspectief op de doodstraf door haar gevangenschap veranderd is. Ook een makkelijk te beantwoorden vraag: ‘Natuurlijk. Ik ben tegen de doodstraf. Hij werkt niet afschrikwekkend, in landen waar die wordt toegepast is er vaak meer criminaliteit dan in landen waar dat niet zo is. Maar de doodstraf laat ook de zwakheid van een staat zien: als die van mensen af wil, is dit een politiek middel om dat voor elkaar te krijgen. Bovendien houdt het de cyclus van wraak willen nemen in stand. Er zijn zoveel redenen tegen de doodstraf.’
Ze wil graag spreken tegen jongeren, zegt ze, want ‘jullie zijn de toekomst en kunnen een verschil maken.’ Dus, zegt ze tegen alle studenten: ‘Luister naar je innerlijke stem. Luister niet naar wat anderen zeggen of vinden. En blijf bovendien gefocust op je doel.’
Dankzij die instelling ziet Susans toekomst er inmiddels een stuk glansrijker uit dan toen ze in 2000 in de gevangenis belandde: ‘Ik kwam in 2016 vrij. Ik heb sindsdien nog drie andere kinderen gekregen, samen met mijn verloofde. Hij en ik trouwen op 30 december aanstaande. We verwachten meer dan 1000 gasten.’
En, zegt ze triomfantelijk: ‘Oeganda heeft nog steeds de doodstraf in haar Wetboek van Strafrecht, maar in de afgelopen tien jaar is die straf aan niemand meer opgelegd.’
De organisatie van de komst van Susan Kigula was in handen van de minor ‘Stilstaan bij gedrag’ van het instituut voor Orthopedagogiek en Onderwijs en ‘Mensenrechten voor de praktijk’ van het instituut voor Recht. Beide minors trekken een keur aan studenten, variërend van mondzorg en fysiotherapie tot bestuurskunde en journalistiek. Via een bekende van Susan, een gevangenisdirecteur die elk jaar komt praten in de minor ‘Stilstaan bij gedrag’, kwam Susan in beeld en werd besloten haar uit te nodigen voor een lezing.
Maartje Vermeulen, onderzoeker en docent recht: ‘Wat Susan deed in de gevangenis, ‘legal empowerment’ van anderen, dat is heel belangrijk voor toegang tot recht, iets wat ook in onze minor terugkomt. Als je nét iets meer weet van recht kun je andere mensen helpen en zo een tegenbeweging op gang brengen en gerechtigheid zoeken.’ Marianne Hop, pedagoog en docent gedrag: ‘Dat is ook waar wij met onze minor op gericht zijn: hoe kun je gedrag bekijken en verklaren, maar ook: wie hoort bij de groep en wie wordt buitengesloten? En wat is je eigen weerbaarheid, wat heb je in huis om in je directe omgeving het verschil maken? Het verhaal van Susan is in dit verband heel inspirerend.’