André Weststrate voegt daad bij woord naar aanleiding van zijn laatste column (zie onder).
Ransapen
Het is kwart voor twee en mijn armen zitten weer eens onder de kruimels. Op mn mouw zit een melkvlek, terwijl ik geen melk drink en mijn schoenen plakken aan de vloer van de plas cola die net is opgedroogd. Ik heb dan wel geen goede voornemens voor het nieuwe jaar, maar wel een paar wensen. Het zou fijn zijn om eens een keer rustig te eten in een omgeving die zich daar voor leent.
Rond half een wordt er in de kantine van de FCJ een bende varkens losgelaten. Niet zo maar een paar varkens, maar een hele kudde, een roedel. Als een school vissen klitten ze bij elkaar en alles wat overblijft zijn broodkruimels, druppels sinaasappelsap, half aangevreten broodjes en een kontje frikandel. Als de feeding frenzy klaar is, schiet de school uit elkaar alsof er een witte haai aan komt zwemmen. Ik ben een late eter, dus als ik aan kom waggelen in de kantine ligt de ravage voor me klaar.
Als ik naar het toilet wil op de HU, staat er altijd een karretje voor de deur: Even wachten, we poetsen het net schoon voor je. Als ik koffie wil halen staan ze de bekers bij te vullen en halen ze er even een doekje over. Heel fijn. In de kantine werkt dat blijkbaar niet zo. Altijd moet ik de broodkorsten aan de kant schuiven om uberhaupt mijn bord neer te kunnen zetten. Altijd staat er een plastic beker, waar net nog karnemelk in zat, op zn kop uit te lekken.
Mijn wens komt er dus eigenlijk op neer, dat de dames en heren van Sodexo naast ongetwijfeld heerlijke kontjes frikandel bakken, ook een keer een doekje over de tafel halen. Maar eigenlijk is het nog een beter idee als de ransapen die zichzelf studenten noemen een keer hun zooi achter hun bavianenkont opruimen. Ik snap dat iedereen haast heeft en dat het fijn is dat je moeder niet loopt te mekkeren dat je je bord op moet ruimen. De volgende keer zou het zo maar kunnen dat iemand je met je hoofd in die plas cola duwt. Sorry, ik was het.