Taalpuristen hebben het University College Roosevelt voorgedragen voor de Sofprijs der Nederlandse taal. Ze betreuren het dat Engels de voertaal is en dat andere talen er verboden zouden zijn.
De verkiezing van de Lof- en Sofprijs der Nederlandse taal 2012 is van start gegaan. Bezoekers van de ‘webstek’ van de stichting Nederlands kunnen kiezen uit acht kandidaten voor de Lofprijs en dertien voor de Sofprijs.
Bij de laatste categorie kan onder andere het UC Roosevelt worden aangevinkt. Dit college in Middelburg communiceert volledig in het Engels, aldus de stichting. ‘Eenmaal binnen zijn andere talen dan Engels zelfs verboden. Aan de muren hangen geplastificeerde A4-tjes die daaraan streng herinneren: ‘Staff will have the right to refuse service when addressed in any other language than English.’
Een woordvoerder van het UC Roosevelt bevestigt dat Engels de voertaal is. ‘Wij leiden ambitieuze jonge mensen op die zich bij ons thuis moeten voelen. Meer dan veertig procent van de studenten en ruim de helft van de docenten is van niet-Nederlandse origine. De keuze voor Engels als voertaal ligt daarom voor de hand. Om te voorkomen dat groepen studenten zich buitengesloten voelen als er onderling Duits, Spaans, Frans of Nederlandse gesproken wordt, hangen er inderdaad bordjes in ons gebouw die aansporen Engels als voertaal te gebruiken.’
Ze bestrijdt echter dat Nederlands volledig verboden is op UC Roosevelt: ‘Iedere niet-Nederlandse student is verplicht vakken Nederlands te volgen, en een groot gedeelte van onze internationale studenten verlaat de universiteit dan ook met een B1-niveau Nederlands.’
De Lof- en Sofprijzen worden sinds 2004 uitgereikt. Voormalig onderwijsminister Plasterk won de Sofprijs 2008 omdat hij universiteiten niet wilde dwingen het Nederlands als voertaal te hanteren. Volgens artikel 7.2 van de Wet op het hoger onderwijs is het Nederlands de voertaal aan de universiteiten, maar veel opleidingen worden tegenwoordig in het Engels gegeven. De stichting Nederlands had de minister tijdens een congres gevraagd om de universiteiten te herinneren aan hun ‘wettelijke taalplicht’, maar Plasterk achtte de positie van het Nederlands aan de universiteiten voldoende gewaarborgd.