Interview

Vakvrouw Angela Pfaff neemt na 40 jaar afscheid

Foto: Kees Rutten

Woensdag 24 mei gaat Angela Pfaff met pensioen, na bijna veertig jaar aan de HU gewerkt te hebben. Ze is een van de weinige vrouwen die zo lang grotendeels voltijds aan de HU heeft gewerkt.

Op haar elektrische fiets komt ze aangereden. Kort, rood haar, felblauwe ogen en een bijzonder kalme glimlach. Ze wil zwarte koffie en eet meteen wat van de chocolaatjes die voor haar zijn klaargezet. Ze was docent, hoofd van de examencommissie en volgens haar collega’s een uitstekende vakvrouw.

Op haar 22e kwam Angela per toeval in Nederland terecht. In Duitsland had ze even Rechten gestudeerd, maar daarvan was ze diep ongelukkig geworden. In Utrecht schreef ze zich voor 500 euro in aan de universiteit en kwam er te laat achter dat ze zich had ingeschreven voor Duits, in plaats van Engels. ‘Overdonderd was ik toen ik erachter kwam. Maar ik was te lui om er nog iets aan te doen.’

‘Ik heb nooit een roeping gevoeld’, zo relativeert ze haar eigen keuzes. ‘Ik vroeg me steeds af: wat vind ik nou leuk? Toen ik begon was het 1986 en het zag er beroerd voor ons uit. Er waren geen banen, de economie was ingestort. Dat ik aan de HU docent Duits kon worden was mooi. Ik trouwde en kreeg vier kinderen.’

Angela lacht vaak en spreekt rustig, met een Duits accentje. ‘Ik ben te oud naar Nederland gekomen om dat nog af te leren. Mijn studenten horen het vaak niet. Ze zijn zelf ook vaak niet van hier.’

“Angela was mijn geliefde en bewonderde kamergenoot. Nooit heb ik iemand ontmoet die zich zo kon afsluiten van alle narigheid van buiten, om een bevlogen creatieve vakdidacticus en docent te blijven.” (Karina Boom)

Werken aan de HU

‘Na mijn scheiding bleef ik doorwerken. Eerst als docent taalverwerving en daarna steeds meer als begeleider van docenten op middelbare scholen. De lerarenopleiding Duits mocht niet opgeheven worden, maar we hadden vaak maar 10 eerstejaars. Er was geen budget en we bleven maar soebatten over uren en tekorten.

Ik ervoer de HU als een logge institutie, maar wel goed voor mij. Ik kon naar andere onderwijsinstellingen, ook in het buitenland en het lukte om de werkzaamheden naar mijn hand te zetten. Zo kon ik mijn kinderen opvoeden, in die periode in deeltijd werken, met plezier.

Zelf vond ik school doodsaai. We hadden allemaal dezelfde leeftijd, moesten hetzelfde doen en één kant opkijken. Die eentonigheid heb ik daarna altijd willen veranderen. Maar scholen zijn afgelopen eeuw helaas weinig veranderd. De hele wereld ziet er anders uit, we hebben tv, stofzuigers en auto’s, maar het klaslokaal is hetzelfde gebleven. Zelfs in een scholengemeenschap, waar ze alle niveau’s in huis hebben nota bene, zie je dat kinderen toch allemaal hetzelfde traject volgen. Terwijl, als een havist heel goed kan rekenen, waarom mag hij dát dan niet doen op vwo-niveau?’

Heb je iets bereikt op die scholen waar je docenten hebt begeleid?
‘Nee. (Proest het uit) En de scholen in Utrecht die er anders uitzien, hebben dat helaas niet aan mij te danken. Hoewel: de docenten zijn er wel beter van geworden.’

“Het is moeilijk om met Angela ruzie te krijgen. In de fase ervoor doet ze heel erg haar best doen de ander op andere gedachten te brengen.” (Collega Heleen Schoenmakers)

Hoe begeleidde je je jonge docenten?
‘Vaak had ik jonge mensen voor me die bezig waren met hun eerste baan. Natuurlijk voegden die zich naar de wensen van hun baas: meer uren, extra taken. Dan vroeg ik ze: “Zeg je het weleens, als je iets gek vindt of als iets je te zwaar wordt?”’

Was je zelf assertief?
‘”Met Angela kun je geen ruzie krijgen”, hoor ik vaak. Dat klopt wel.’

Verdiepen in de relatieladder

‘Ik heb een warm hart voor de Ecologische Pedagogiek, die in de kern gaat om de relatie met het kind. Om duistere redenen is dit vak ondergebracht bij Social Work. Het zou bij Educatie moeten zitten. Daar krijgen ze nu didactische modellen te verstouwen. Dan moeten ze alles weten van de escalatieladder: hoe straf ik welk gedrag? Ik zeg: verdiep je eens in de “relatieladder”: hoe bouw ik een relatie op met een kind?

Dewey zei: “Wie al in de pubertijd laat blijken graag met kinderen om te gaan, op jeugdkampen werkt en zo, die mag voor de klas staan.” De rest moet maar beleid gaan maken. Nee, zelfs dat niet, want dat wordt waarschijnlijk stom beleid.’ (Lacht)

Wat is goed beleid?
‘Dat blijft lastig. Wanneer weet je of een kind het goed doet? Als hij beroerd rekent, is hij dan slecht in rekenen? Of zal hij er nog goed in worden? Die vraag blijft me fascineren en maakt ook dat ik na mijn pensioen afstudeerders blijf begeleiden en supervisie blijf doen. Bij ons in het instituut fungeren de toetsafnemers als poortwachters. We nemen geen kennistoetsen af, maar onderzoeken of de student klaar is voor de volgende fase.’

“Angela komt altijd rustig binnen op haar eigen tijd. Ook als dat een half uur later is dan afgesproken. Behalve als er zeventig studenten op haar wachten.” (Heleen Schoenmakers)

Jij hield zelf niet van school. Kun je je voorstellen dat anderen wel van kennistoetsen houden?
‘Zeker. Bij zoiets als Spaans of Verpleegkunde is kennis ook onmisbaar. Maar voor Pedagogiek ligt het anders. Dan moet iemand bijvoorbeeld het vlaggetjessysteem voor seksueel overschrijdend gedrag beheersen. Maar zal hij dat later gebruiken?’

Hoe toets je of iemand is gegroeid?
‘Dat lukt altijd. Weet jij nog hoe je vroeger interviews afnam? Of hoe je vroeger kookte? Je weet toch of je vooruit bent gegaan? Wat ik nu ga zeggen heeft Ivan Illich zestig jaar geleden al gezegd: we zitten allemaal in een systeem waar we alleen maar bezig zijn met toetsen halen. Het diploma is alleen nog een toegangsticket naar een baan. Het systeem moedigt mensen niet aan om te zeggen dat ze iets nog niet weten en het graag zouden willen leren.’

“Angela is een boekenkast op benen. En als mijn leerteambegeleider heerlijk warm en rustig. Een voorbeeld voor hoe ik nu als docent wil zijn.” (Yvonne Peperkamp)

Wat vind je van de eis van de HU dat elke docent zo snel mogelijk een master moet hebben?
‘Ik heb collega’s zonder master die zo vol ervaring zitten en belezen zijn. Ik had zelf in 1986 wel een master, maar had geen flauw benul van hoe ik les moest geven. Tegelijk snap ik dat je wil dat je van een docent verlangt dat hij een hoger niveau heeft dan zijn student. Maar alleen de verplichting van een masterdiploma vind ik vrij onzinnig.’

Wat krijg je te horen van de studenten die je begeleidt?
‘Als ik geluk heb, hoor ik dat ze me inspirerend en bemoedigend vinden. Dat ze niet bevreesd zijn me op te zoeken, want ik kan ze helpen. Dat ik niet over ze oordeel en dat ze volkomen open tegen me kunnen zijn. Maar als ik minder geluk heb, noemen ze me vaag en onduidelijk.’

Wat vind je het belangrijkst? Wanneer ben je geslaagd als docent?
‘Laatst sprak ik een jonge leraar Aardrijkskunde via Zoom die zijn geologenhamer tevoorschijn haalde. Die wilde hij in zijn lessen gebruiken, het enthousiasme spatte van het scherm. Vreemd genoeg zag ik die bezieling niet terug in zijn lessen. Hij was te veel bezig met vervangen van collega’s, extra uren en mentoraat. Dan begin ik te vragen: wat was ooit je droom? Waartoe ben je op aarde? Uiteindelijk heeft die jongen een lessenreeks in de buitenlucht ontworpen. Die zingevingsvragen horen bij elke opleiding, vind ik. Het is een luikje dat je open moet zetten in iemands geest.’

Vanmiddag neemt Angela Pfaff afscheid met een feestje. ‘Neem je kinderen maar mee hoor. Opvang is geregeld.’