De maandelijkse column van Willem Spork, student Journalistiek. Ditmaal: jarig!
De klok slaat twaalf uur. Vrienden beginnen te zingen, ik klap vrolijk mee, er verschijnt een shotje op tafel en de barman komt me een hand geven. Lang zal ik leven en hieperdepiep in de gloria. ‘Vanaf nu is alles anders’, hoor ik mezelf denken. Nu ben ik, zoals mijn vrienden zeggen, aan de verkeerde kant van de twintig. Oma vroeg al een tijdje om achterkleinkinderen, maar vanaf nu weet ik zeker dat het een vast onderwerp gaat worden op familieverjaardagen. Ik ben vijfentwintig geworden, wat volgens mijn moeder nog valt onder ‘jonge god’, maar voor mij is het toch een drempeltje.
Vanaf hier wordt het saai. Een burgerlijk bestaan. Placemats onder je bord en onderzetters onder je glas drinken. Oude vrienden gaan trouwen en krijgen kinderen. Je vrienden zien moet op afspraak en kan hooguit eens in de zoveel maanden, want werk en altijd ‘druk, druk’. Nooit meer nachtenlang helemaal naar de getver, maar gender reveal party’s in een Vinex-wijk-achtertuintje. Ik zie al de wilde haren van m’n kop dwarrelen en heb het gevoel dat ik ineens hele wijze, volwassen dingen moet gaan zeggen.
‘Hey, ben jij jarig? Kom je dansen?’, vraagt een voor mij onbekende dame. Al jaren geen druppel alcohol gedronken, maar ik kantel het shotje tegen m’n mond en laat me mee sleuren de dansvloer op. Mijn vriendin knikt goedkeurend, gelukkig. Voor ik het weet sta ik de salsa te dansen met een onbekende. Terwijl naast me vrienden tegen de bar staan te twerken, laat een andere vriend met zijn zatte kop het pinapparaat in de spoelbak vallen. Mijn vriendin staat ergens met een lantarenpaal te tongen en ik struikel over de voeten van die vreemde dame. Ik besef weer waarom ik geen alcohol dronk, maar tegelijkertijd realiseer ik me ook dat er niks verandert als je vijfentwintig wordt.