In Nederland behaalt een kwart van de jongeren uiteindelijk een lager diploma dan hun vader en moeder, of ze weten hun laaggeschoolde ouders niet te overtreffen. In Finland en Vlaanderen gebeurt dat minder vaak.
Door Bas Belleman (HOP)
Het toont aan dat het in ons land beter kan, stelt minister Bussemaker in een reactie op de jaarlijkse internationale onderwijsvergelijking Education at a Glance van economische samenwerkingsorganisatie OESO.
In het lijvige rapport wordt het onderwijs in welvarende industrielanden bekeken. Het gaat om Europese landen, maar ook om bijvoorbeeld de Verenigde Staten, Canada, Australië en Nieuw-Zeeland.
In de Nederlandse politiek liggen cijfers over kansenongelijkheid gevoelig. De vermeende tweedeling in de samenleving is een verkiezingsthema.
Duitsland en Japan
Al is er dan werk aan de winkel, het gaat ook niet echt slecht: bijna veertig procent behaalt een hoger diploma dan zijn ouders en nog eens twintig procent is net als pa en ma hoogopgeleid.
De vergelijking tussen landen blijft lastig. Duitsland en Japan hebben nauwelijks laagopgeleide ouders, dus kunnen kinderen ook niet ‘laag blijven’. Maar voor Finland en Vlaanderen gaat dit niet op als verklaring. Zij laten zien dat verbetering mogelijk is: ‘Een uitdaging voor Nederland om de kansengelijkheid in het onderwijs te vergroten’, aldus Bussemaker.