Bijna de helft van de studenten weet niet wat een opleidingscommissie is. Geen wonder dat deze adviesorganen moeite hebben met het werven van studentleden.
Opleidingscommissies, met vertegenwoordigers van studenten en personeel, geven gevraagd en ongevraagd advies over onder meer het examenreglement en de inhoud van het onderwijs. Elke opleiding moet er een hebben, maar in de praktijk is dat niet altijd het geval.
Uit een onderzoek in opdracht van het ministerie blijkt dat drie procent van de hbo-opleidingen de afgelopen drie jaar ten minste zes maanden lang geen opleidingscommissie had. Bij nog eens negen procent van de hbo-opleidingen bestond hij officieel wel, maar functioneerde hij niet.
Ruim eenderde van de hbo-opleidingen heeft tenminste één vacature voor de opleidingscommissie, in het wo gaat het om vijftien procent. Meestal zijn het de studentzetels die onbezet zijn. Dat heeft veel te maken met de geringe bekendheid van de commissies. In het hbo heeft 54 procent van de studenten geen idee van hun bestaan, op universiteiten is dat 34 procent.
Opleidingscommissies in het wo doen het in het algemeen iets beter, maar zij vergaderen ook vaker: veertig procent minstens één maal per maand, en nog eens een derde elke twee maanden. In het hbo vergadert maandelijks een kwart van de opleidingscommissies, de helft vergadert hooguit een keer per kwartaal.
Opleidingscommissie in het hbo komen moeilijker aan hun studentleden doordat daar een ‘andere participatiecultuur’ bestaat, schrijft demissionair staatssecretaris Van Bijsterveldt aan de Tweede Kamer. Universitaire studenten zouden meer intrinsiek gemotiveerd zijn, terwijl hbo’ers meer geïnteresseerd zijn in studiepunten, een aantekening op het diploma of de financiële vergoeding voor het bijwonen van de vergaderingen.